In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.
9.45 - 9.55 lezen in je leesboek
9.55 - 10.10 uitleg zinnen correct begrenzen
10.10 - 10.35 zelfstandig aan het werk met opdracht 1, 2, 3 en 4.
10.35 - 10.45 afsluiten van de les
Vandaag is een mooie dag. De zon schijnt.
Elisabeth kreeg een sticker. Ze had de opdracht goed gemaakt.
Je kunt deze zinnen verbinden met een verbindingswoord. Je zet dan een komma na de eerste mededeling, en dan het verbindingswoord. LET OP: soms loopt de zin niet goed als je die klakkeloos overneemt.
Vandaag is een mooie dag, want de zon schijnt.
Elisabeth kreeg een sticker, omdat ze de opdracht goed gemaakt had.
Zet voor deze verbindingswoorden een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra
Zet geen komma voor en en of
Wat? Maken: Opdracht 1, 2 en 3
Hoe? Je maakt deze opdracht in stilte, je mag overleggen met je buurman of buurvrouw: fluisterend
Hulp? Vraag eerst je buurman of buurvrouw, weet die het ook niet? Steek dan je hand omhoog.
Klaar? Ga dan verder met opdracht 4.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.