In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 2 videos.
11.50 - 12.00 lezen in je leesboek
12.00 - 12.10 wat weten jullie nog? herhaling vorige les
12.10 - 12.30 huiswerk bespreken + nakijken
12.30 - 12.35 les afsluiten
12.35 - 13.05 PAUZE
Verbindingswoorden: als, doordat, maar, nadat, omdat, en, terwijl, voordat, of, want, zodat en zodra.
Wat is een eigennaam? Wie kan drie voorbeelden noemen?
LET OP: een eigennaam is wel een zelfstandig naamwoord ook al heeft het meestal geen enkelvoud of meervoud en kun je er geen lidwoord voor plaatsen.
Rosa heeft afgelopen weekend een voetbalwedstrijd gespeeld in Nieuwe Niedorp.
blw (bepaald lidwoord)
olw (onbepaald lidwoord)
Wie weet de persoonsvorm in deze zin?
Rosa had afgelopen weekend een voetbalwedstrijd gespeeld in Nieuwe Niedorp.
Heeft Rosa afgelopen weekend een voetbalwedstrijd gespeeld in Nieuwe Niedorp?
Als Joris vroeg klaar is fietst hij naar school.
Lisa ging loopt niet meer vaak hard omdat ze geblesseerd is.
Ik ga naar Spanje of Frankrijk op vakantie.
Opdracht 1 en 2 bespreken (blz. 33)
Opdracht 3 en 4 zelf nakijken (blz. 33)
Opdracht 1 t/m 3 zelf nakijken (blz. 34 en 35)
Vragen? Behandelen we als iedereen heeft nagekeken.
Klaar? Maak opdracht 5 op blz. 35
13.05 - 13.15 lezen in je leesboek
13.15 - 13.25 uitleg spelling
13.25 - 13.40 opdracht met liedje
13.40 - 13.50 opdracht 1 en 2 maken
13.50 - 13.55 raadgedicht
Persoonvorm, tegenwoordige tijd.
Hoe vind je de ik-vorm van het hele werkwoord?
sporten - en = sport (ik sport)
helpen - en = help (ik help)
werken - en = werk (ik werk)
Persoonvorm, tegenwoordige tijd, bij sommige woorden moet je de ik-vorm een beetje aanpassen ;)
1. Een letter toevoegen bijvoorbeeld: wegen, ik weeg
2. Een letter weglaten bijvoorbeeld: zitten, ik zit
3. Een ik-vorm eindigt nooit op een v- of een z-!
Schrijven: ik schrijf, verhuizen, ik verhuis
De ik-vorm gebruik je bij:
Ik of als jij/je achter het werkwoord staat.
denk je, ik denk, denk jij. LET OP: als je je kunt vervangen voor jou, schrijf je de hij-vorm.
In alle andere gevallen (jij/hij/zij/u) schrijf je de ik-vorm + t.
jij denkt, hij denkt, zij denkt, u denkt, denkt hij
Bij meervoud is de persoonsvorm tt altijd het hele werkwoord.
wij denken, jullie denken, zij denken.
..... (worden) jij later ook brandweerman, net zoals je vader?
Ik ..... (blijven) thuis vanavond.
Hij ..... (bereiden) het eten altijd een dag van tevoren.
Je gaat zo naar een nummer luisteren, je krijgt de songtekst erbij.
Markeer of onderstreep alle persoonvormen in tegenwoordige tijd enkelvoud van de ik-vorm.
Je gaat nu naar een ander nummer luisteren, je krijgt de songtekst erbij.
Markeer of onderstreep alle persoonvormen in tegenwoordige tijd enkelvoud in ik-vorm én de hij/zij/jij/u-vorm.
Wat? Maken: Opdracht 1, en 2 (blz. 36&37)
Hoe? Je maakt deze opdracht in stilte, je mag overleggen met je buurman of buurvrouw: fluisterend
Hulp? Vraag eerst je buurman of buurvrouw, weet die het ook niet? Steek dan je hand omhoog.
Klaar? Ga dan verder met opdracht 3 en 4.
Vandaag is een mooie dag. De zon schijnt.
Elisabeth kreeg een sticker. Ze had de opdracht goed gemaakt.
Je kunt deze zinnen verbinden met een verbindingswoord. Je zet dan een komma na de eerste mededeling, en dan het verbindingswoord. LET OP: soms loopt de zin niet goed als je die klakkeloos overneemt.
Vandaag is een mooie dag, want de zon schijnt.
Elisabeth kreeg een sticker, omdat ze de opdracht goed gemaakt had.
Zet voor deze verbindingswoorden een komma: als, doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra
Zet geen komma voor en en of