In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Thema regeling
HAVO 5
oefenvragen
Slide 1 - Tekstslide
Welke drie typen zenuwcellen zijn er?
Slide 2 - Open vraag
Het zenuwstelsel kan de werking van klieren regelen.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Welke zenuwcellen geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar klieren?
A
bewegingszenuwcel
B
gevoelszenuwcel
C
schakelcellen
Slide 4 - Quizvraag
Via welk type zenuwcellen worden de impulsen van het ruggenmerg naar de hersenen geleid?
A
bewegingszenuwcel
B
gevoelszenuwcel
C
schakelcellen
Slide 5 - Quizvraag
Peristaltische bewegingen van je darmen worden aangestuurd door het
A
Animaal zenuwstelsel
B
Autonoom zenuwstelsel
C
Beide
Slide 6 - Quizvraag
Spierweefsel in je been staat onder invloed van welk zenuwstelsel?
A
Autonoom
B
Animaal
Slide 7 - Quizvraag
wat is een synaps?
A
Een synaps is het punt waarop twee neuronen met elkaar kunnen communiceren
B
Een synaps is een weekdier dat zich verschuilt in het modderige deel van de de Middelandse zee
C
Een synaps is een vrucht uit Afrika
D
Een synaps is een onderdeel van een toetsenbord.
Slide 8 - Quizvraag
Sleep ieder onderdeel naar de juiste plek.
Cellichaam
Synaps
Myelineschede
Slide 9 - Sleepvraag
Slide 10 - Video
Binas impulsgeleiding 88F
Slide 11 - Tekstslide
Wat is de goede volgorde?
A
Zintuig - Prikkel - Impuls- Hersenen
B
Prikkel - Zintuig - Impuls - Hersenen
C
Hersenen - Prikkel - Impuls- Zintuig
D
Prikkel - Hersenen - Zintuig- Impuls
Slide 12 - Quizvraag
Van wat voor prikkel zie je hier een voorbeeld?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel
C
sleutelprikkel
D
supranormale prikkel
Slide 13 - Quizvraag
Hoe noemen we de prikkel die specifiek is voor dat bepaalde zintuig?
A
prikkel
B
adequate prikkel
C
specifieke prikkel
D
impuls
Slide 14 - Quizvraag
Wat is waar?
A
Een synaps is een soort zenuwcel
B
Een synaps zorgt voor eenrichtingsverkeer van impulsen
C
Alleen motorische zenuwcellen hebben synapsen
D
Een synaps is alleen betrokken bij reflexen
Slide 15 - Quizvraag
Waar bevindt zich de antagonist van de buigspier van de arm?
A
Aan de achterzijde van de bovenarm
B
Aan de voorzijde van de bovenarm
C
Aan de achterzijde van de onderarm
D
Aan de voorzijde van de onderarm
Slide 16 - Quizvraag
zenuwstelsel
Animale ZS
autonome ZS
orthosympatisch deel
parasympatisch deel
Slide 17 - Sleepvraag
Ruggenmerg
Hersenstam
Hersenen
Grote hersenen
Kleine hersenen
perifere zenuwstelsel
Slide 18 - Sleepvraag
Welke zenuwen liggen in zijn geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
Bewegingszenuwcellen
B
Gevoelszenuwcellen
C
Schakelcellen
D
Gemengde zenuwen
Slide 19 - Quizvraag
Vanuit je gehoororgaan loopt de gehoorzenuw naar het centrale zenuwstelsel. Wat voor zenuw is de gehoorzenuw?
A
een bewegingszenuw
B
een gevoelszenuw
C
een gemengde zenuw
Slide 20 - Quizvraag
Een zenuwcel prikkelt de hartspier tot meer actie. Twee beweringen zijn: 1. De natriumkanalen in deze zenuwcel zijn open geweest. 2. De zenuwcel behoort tot het orthosympatische zenuwstelsel.
A
Bewering 1 is juist
B
Bewering 2 is juist
C
Beide beweringen zijn juist.
D
Beide beweringen zijn onjuist.
Slide 21 - Quizvraag
8. Een spier reageert op impulsen die ontstaan zijn in de sensorische zenuwcel. Wat kun je zeggen van de neurotransmitter die de schakelcel heeft afgegeven? De neurotransmitter.....
A
bevordert het ontstaan van impulsen in de motorische zenuwcel
B
remt de aanmaak van impulsen in de motorische zenuwcel
C
kan de aanmaak van impulsen in de motorische zenuwcel bevorderen als remmen.
Slide 22 - Quizvraag
Vier patiënten met uitsluitend een afwijking in het zenuwstelsel vertonen de volgende ziektebeelden: – Patiënt 1: de pupil verandert niet van grootte bij toename van de hoeveelheid van invallend licht. – Patiënt 2: de kniepeesreflex kan niet plaatsvinden. – Patiënt 3: er is een spraakstoornis. – Patiënt 4: er is een stoornis in de regulatie van de rustige ademhalingsbewegingen.
Bij welke patiënt is waarschijnlijk sprake van een storing in een motorisch centrum van de hersenschors?
A
Bij patiënt 1.
B
Bij patiënt 2.
C
Bij patiënt 3.
D
Bij patiënt 4.
Slide 23 - Quizvraag
Slangengif kan onder andere de bloedstolling, de werking van het hart of van het zenuwstelsel beïnvloeden. De zwarte mamba gebruikt een gif dat acetylcholine-esterase remt. Hierdoor wordt de neurotransmitter die zich in de synaptische spleet van het motorisch eindplaatje bevindt, niet afgebroken. Welk effect heeft het mamba-gif op het prooidier? Hoe wordt dat effect verklaard?
A
Spiercontractie, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel geblokkeerd blijft.
B
Spiercontractie, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel gestimuleerd blijft.
C
Spierverlamming, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel geblokkeerd blijft.
D
Spierverlamming, doordat de receptor voor de neurotransmitter op de spiercel gestimuleerd blijft.
Slide 24 - Quizvraag
Curare is pijlgif dat door indianen werd gebruikt. Curare bindt aan de receptoren in de synapsspleet. De neurotransmitter Acetylcholine kan hierdoor niet binden. Wat is het gevolg van curare?