1HV 3.4 Schrijven en formuleren - deel 1

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Wat  leer je in paragraaf 3.4? 
1. Tekstvorm: verslag
2. Inleiding schrijven
3. Pakkende titel bedenken
4. Verwijswoorden gebruiken



Slide 2 - Tekstslide

Fictielezen

Slide 3 - Tekstslide

Die avond wachtte Sascha een grote verrassing. 
Schrijf een verhaal van maximaal twee alinea's dat begint met de zin:
'Die avond wachtte Sasha een grote verrassing.' 
Bedenk of de ontwikkeling positief of negatief is. Denk aan spanning in het verhaal. Schrijf vrijuit, dus let even niet op zinsbouw en spelling.

Klaar? Laat je verhaal door een klasgenoot lezen.
Geef een top. Kan je een tip bedenken om het verhaal te verbeteren?







Slide 4 - Tekstslide

Waar ging jouw laatste informatieve verslag over?
In welke bladen of websites vind je ze?
Welke kenmerken hebben deze verslagen?

Slide 5 - Woordweb

§ 3.4 Schrijven & Formuleren, blz. 158-161
- Een informatief verslag schrijven -

  • Je beschrijft wat je hebt meegemaakt of onderzocht.
  • Het doel is anderen informeren met feiten. 
  • Voeg belangrijke of interessante zaken toe om het verslag boeiend voor de lezer te maken.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe bepaal je de inhoud van een verslag?

  • De inhoud bepaal je met de 5W1H-vragen.
  • Vertel de feiten in chronologische volgorde.
  • Gebruik signaalwoorden van tijdsvolgorde: toen, daarna, vervolgens, uiteindellijk.

Slide 7 - Tekstslide

Driedeling in de tekstopbouw van een verslag
Inleiding: In meestal één alinea trek je de aandacht van de lezer door een vraag, grapje of reden te vertellen . Maar ook noem je het onderwerp. 

Kern: Feitelijke informatie over wat je hebt meegemaakt of onderzocht in meerdere alinea's.

Slot: In meestal één alinea geef je een korte samenvatting, je mening, conclusie, advies. Maar NOOIT nieuwe informatie.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe schrijf je een goede inleiding?
Je wilt als schrijver de lezer aanzetten om verder te lezen. 

Dus, begin met iets opvallends wat de aandacht van de lezer trekt. Zoals een vraag of een persoonlijk verhaaltje. Dat noem je een 'binnenkomer'. 

Maar geef ook informatie over het onderwerp.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld inleiding
Voor het eerst dit jaar hebben we een wedstrijd gewonnen en dat nog wel van de nummer twee. Wat was ons geheime wapen?

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: inleiding
Mijn moeder trok wit weg toen ze mij recht op het hekje af zag stormen met mijn mountainbike. Ze zag me al over de kop slaan. Ze wist natuurlijk niet dat ik de hele dag had geoefend met bunny-hoppen.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de tekstopbouw van een informatief of zakelijk verslag?
A
Inleiding + kern + slot
B
Inleiding + slot
C
Inleiding + kern
D
Kern + slot

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een 'binnenkomer'?
A
Een carnavalslied
B
Met de deur in huis vallen
C
Aandacht van de lezer trekken
D
Een koekje

Slide 13 - Quizvraag

Welke signaalwoorden passen bij een tekstverband met een tijdsvolgorde?
A
ook, eerst, daarna
B
daarna, voordat, eerst
C
eerst, dus, daarnaast
D
nooit, eerder, eerst

Slide 14 - Quizvraag

De titel heeft twee functies:
1. Aandacht trekken: 
                          - een vraag stellen;
                          - een belofte doen;
                          -  een opvallende citaat uit de tekst; 
                          - een getal noemen;
                          - informatie geven.
2. Aangeven waar de tekst over gaat.

(De titel eindigt NOOIT met een punt, maar een vraagteken of uitroepteken mag wel.) 

Slide 15 - Tekstslide

Welke twee functies heeft de titel?
A
Aandacht trekken
B
De lezer informeren
C
Aangeven waar de tekst over gaat
D
Samenvatten

Slide 16 - Quizvraag

Verdeel de titels in vijf soorten: 
1. vraag,  2. citaat, 3. belofte, 4. cijfers, 5. informatie geven
A. Zeven excuses voor je vergeten verjaardagscadeau
B. Zo overleef je de engste achtbaan ooit
C. Geusebroek: 'Ik scoorde een zomerhit in de winter'
D. Ik sta helemaal te trillen!
E. Google maps gehackt?
F. 10 dingen die je nog niet wist over de Oekraïne
G. Dit zijn de vervuilendste dagelijkse activiteiten
H. Waarom lijken we te genieten van leedvermaak?
I.  President Rutte scheldt journalist uit na persconferentie
J. Waarom schrik je wakker als je net in slaap valt?



Slide 17 - Tekstslide

Verdeel de titels in vijf soorten: 
1. vraag,  2. citaat, 3. belofte, 4. cijfers, 5. informatie geven
4 = A. Zeven excuses voor je vergeten verjaardagscadeau
3 = B. Zo overleef je de engste achtbaan ooit
2 = C. Geusebroek: 'Ik scoorde een zomerhit in de winter'
2 = D. Ik sta helemaal te trillen!
1 = E. Google maps gehackt?
4 = F. 10 dingen die je nog niet wist over de Oekraïne
3 = G. Dit zijn de vervuilendste dagelijkse activiteiten
1 = H. Waarom lijken we te genieten van leedvermaak?
5 = I.  President Rutte scheldt journalist uit na persconferentie
1 = J. Waarom schrik je wakker als je net in slaap valt?



Slide 18 - Tekstslide

De schrijver gebruikt verwijswoorden.
Woorden of zinsdelen vaak herhalen maakt een tekst saai. 
Gebruik verwijswoorden, want dat leest prettiger en je hoeft minder te schrijven !

Slide 19 - Tekstslide

Verwijswoorden blz. 161

Slide 20 - Tekstslide

Wat?
§3.4 Schrijven & Formuleren: maak opdrachten 3, 6, 7ac, 10abcdef en 11
Hoe?
Stil zelf, samen fluisteren
Hulp?
boek, klasgenoot, Straver
Resultaat?
Huiswerk
Leerdoel
Kenmerken verslag, tekstopbouw, een goede inleiding schrijven, titel, verwijswoorden
Klaar?
Daltontaak
Lezen

Slide 21 - Tekstslide




Wat weet je nu?
Hoe ging het in de klas?

Slide 22 - Tekstslide

Wat weet je nu?
Hoe ging het in de klas?

1. Tekstvorm: verslag
2. Inleiding schrijven
3. Pakkende titel bedenken
4. Verwijswoorden gebruiken

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide