Lezen hoofdstuk 3 Op niveau

Lezen hoofdstuk 3 Op niveau
blz. 122 t/m 152
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Lezen hoofdstuk 3 Op niveau
blz. 122 t/m 152

Slide 1 - Tekstslide

leerstof voortgangstoets leesvaardigheid
Op niveau module Lezen van hoofdstuk 1 en 2 en 3 (blz. 8 t/m 34 en blz. 64 t/m 93 en blz. 122 t/m 152). Je mag een woordenboek meenemen naar deze toets. 
  • Lezen H1: bij opdracht 3 vind je precies welke onderdelen van de theorie je moet kennen: 5, 15, 16, 20, 21, 22, 63, 64, 65, 75.
  • Lezen H2: bij opdracht 2 vind je precies welke onderdelen van de theorie je moet kennen: 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 17, 18, 19, 67
  • Lezen H3: bij opdracht 2 vind je precies welke onderdelen van de theorie je moet kennen: 70, 74, 76, 77, 78, 79, 80, 81 (let op: de onderste nummers 10,6, 107, 108 en 109 hoef je niet te leren). Let op: bij 80 hoef je de onderste 5 drogredenen nog niet te leren.
Deze theorie vind je in je boek vanaf blz. 195.



Slide 2 - Tekstslide

lezen hoofdstuk 3
Week 10
  • We maken opdr. 1 en 3A en 3B op blz. 123-126
  • Uitleg 80 drogredenen (t/m cirkelredenering)
  • We maken opdr. 4 op blz. 126-127
  • We oefenen met de drogredenen op de volgende pagina's in deze LessonUp

Slide 3 - Tekstslide

nr. 80 drogredenen blz. 270-271
Deze drogredenen moet je kennen in H4 voor de toets:
  • onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
  • onjuist beroep op het kenmerk of eigenschap
  • overdrijven van voor- of nadelen
  • vals dilemma
  • overhaaste generalisatie
  • verkeerde vergelijking
  • onjuist beroep op autoriteit
  • persoonlijke aanval
  • ontduiken van de bewijslast
  • cirkelredenering

Slide 4 - Tekstslide

Bij Monique thuis hadden ze vroeger geen enkel huisdier; geen wonder dat ze zo bang voor honden is.

Van welke drogreden is sprake?
A
onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
verkeerde vergelijking
D
overhaaste generalisatie

Slide 5 - Quizvraag

Ik denk wel dat hij zijn rijexamen in één keer haalt: hij haalde zijn vwo-examen ook op zijn gemak.

Van welke drogreden is sprake?
A
onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
verkeerde vergelijking
D
overhaaste generalisatie

Slide 6 - Quizvraag

Karel zal wel niet van voetballen houden, want hij is een overtuigd pacifist.

(pacifist = iemand die op het standpunt staat dat geweld geen geschikt middel is om problemen op te lossen)

Van welke drogreden is sprake?
A
onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
verkeerde vergelijking
D
overhaaste generalisatie

Slide 7 - Quizvraag

Mijn opa heeft zijn hele leven gerookt en is inmiddels 89. Roken is blijkbaar helemaal niet zo ongezond als wel beweerd wordt.

Van welke drogreden is sprake?
A
onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
verkeerde vergelijking
D
overhaaste generalisatie

Slide 8 - Quizvraag

Onze leraar Nederlands zegt ook dat paardrijden eigenlijk een vorm van dierenmishandeling is.

Van welke drogreden is sprake?
A
onjuist beroep op autoriteit
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
overdrijven van voor- of nadelen
D
vals dilemma

Slide 9 - Quizvraag

Als je niet toegelaten wordt tot de toneelschool, kun je het wel vergeten ooit BN'er te worden.

Van welke drogreden is sprake?
A
onjuist beroep op autoriteit
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
overdrijven van voor- of nadelen
D
vals dilemma

Slide 10 - Quizvraag

U kunt het beste met Djoser op reis gaan: alleen maar boeiende bestemmingen, aangenaam gezelschap en altijd mooi weer.

Van welke drogreden is sprake?
A
onjuist beroep op autoriteit
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
overdrijven van voor- of nadelen
D
vals dilemma

Slide 11 - Quizvraag

Je zult je muzikantenbestaan op moeten geven als je medicijnen wilt gaan studeren.

Van welke drogreden is sprake?
A
onjuist beroep op autoriteit
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
overdrijven van voor- of nadelen
D
vals dilemma

Slide 12 - Quizvraag

Iedereen heeft het recht op vrije meningsuiting, want iedereen mag zeggen wat hij wil.

Van welke drogreden is sprake?
A
persoonlijke aanval
B
cirkelredenering
C
ontduiken van de bewijslast
D
overhaaste generalisatie

Slide 13 - Quizvraag

Je moet zo'n veganistische hipster nooit geloven.

Van welke drogreden is sprake?
A
ontduiken van de bewijslast
B
cirkelredenering
C
persoonlijke aanval
D
verkeerde vergelijking

Slide 14 - Quizvraag

Ik kan niet geloven dat de dieren zomaar gebruik gaan maken van het wildviaduct. Laat Milieudefensie eerst maar eens met bewijzen daarvoor op de proppen komen.

Van welke drogreden is sprake?
A
overdrijven van voor- of nadelen
B
persoonlijke aanval
C
ontduiken van de bewijslast
D
cirkelredenering

Slide 15 - Quizvraag

lezen hoofdstuk 3
Week 11
  • Uitleg 70, 74, 76, 77, 79 en 81
  • We maken opdr. 8 op blz. 130-133
  • We maken opdr. 13 op blz. 139-141

Slide 16 - Tekstslide

lezen hoofdstuk 3
Week 12
  • Uitleg 78 (argumentatiestructuren)
  • We oefenen met de argumentatiestructuren op de volgende pagina's in deze LessonUp
  • We maken opdracht 17 (vraag b overslaan) op blz. 144-146
  • We maken opdracht 21a (vraag 9 overslaan) op blz. 148 zelfstandig. De antwoorden vind je aan het eind van deze LessonUp. 

Slide 17 - Tekstslide

nr. 78 argumentatiestructuren
  • enkelvoudige argumentatie
  • nevenschikkende argumentatie (afhankelijk of onafhankelijk)
  • onderschikkende argumentatie 

Slide 18 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
Een standpunt met één argument. 



Slide 19 - Tekstslide

nevenschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin twee of meer argumenten gezamenlijk het standpunt ondersteunen.

De argumenten in nevenschikkende argumentatie kunnen:
- afhankelijk zijn
- onafhankelijk (ze vormen ieder op zich een zelfstandig argument voor het standpunt).

Slide 20 - Tekstslide

onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarbij het argument wordt ondersteund door een ander argument. 

Slide 21 - Tekstslide

Zou er ook een combinatie van argumentatiestructuren mogelijk zijn? Zo ja, van welke?

Slide 22 - Open vraag

Kies de juiste argumentatiestructuur.
Leerlingen moeten op school hun huiswerk onder begeleiding kunnen maken. Leerlingen zullen dan hogere cijfers halen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
D
nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Slide 23 - Quizvraag

Kies de juiste argumentatiestructuur.
Leerlingen moeten op school hun huiswerk onder begeleiding kunnen maken. Leerlingen zullen dan hogere cijfers halen. Leerlingen leren dan goed samen te werken.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
D
nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Slide 24 - Quizvraag

Kies de juiste argumentatiestructuur.
Leerlingen moeten op school hun huiswerk onder begeleiding kunnen maken. Leerlingen zullen dan hogere cijfers halen. Leerlingen kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
D
nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Slide 25 - Quizvraag

Kies de juiste argumentatiestructuur.
Ik wil niet in Leiden studeren. Mijn broer studeert in Leiden. Ik wil niet in dezelfde stad als mijn broer studeren.
A
enkelvoudige argumentatie
B
onderschikkende argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
D
nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)

Slide 26 - Quizvraag

antwoorden opdracht 21a
21 a
1 Voorbeeldantwoord:
• junkfoodreclame met kinderidolen
• reclame op junkfood met kinderidolen
• junkfoodreclame voor kinderen (en ouders)
 2 (het geven van de) jengelfactor (aan een product)
 3 Voorbeeldantwoorden:
• tussen voet bij stuk houden / niet toegeven aan hun kind(eren) en toegeven aan hun kind(eren)
• tussen gezonde producten kopen voor hun kind(eren) en ongezonde producten kopen voor hun kind(eren)
 4 1 tegenstellend verband
  2 vergelijkend verband
  


Slide 27 - Tekstslide

antwoorden
 5 Voorbeeldantwoorden:
• De voedingsfabrikanten houden zich vaak niet aan hun belofte om kinderidolen op (een deel van) hun junkfood te laten verdwijnen.
• Als de voedingsfabrikanten zich wel aan hun belofte houden, verdwijnen de kinderidolen alleen van het ergste junkfood.
 6 Voorbeeldantwoord:
• iets zomaar geloven (zonder erover na te denken)
• Je kunt de uitdrukking ook letterlijk opvatten, want producenten van junkfood proberen kinderen te laten jengelen naar zoete koek. Zo worden die junkfoodbedrijven bespot.
7 Voorbeeldantwoorden:
• Het kabinet is een spreekbuis van de voedingsindustrie / werkt mee aan misleiding van consumenten (door de voedingsindustrie).
• Het kabinet reageert niet daadkrachtig als de voedingsindustrie haar beloften niet nakomt.
• Het kabinet heeft geen (goed) voedselbeleid.
• Het kabinet heeft groente en fruit / gezond voedsel duurder gemaakt (door de btw-verhoging).
  


Slide 28 - Tekstslide

antwoorden
8 Het kabinet heeft geen duidelijk voedselbeleid, waardoor de voedselindustrie haar gang kan
  gaan.
9 verontwaardiging
10 de voedingsindustrie dwingen zich aan haar belofte te houden en actief beleid ontwikkelen om
  promotie van ongezonde producten voor kinderen tegen te gaan.

Slide 29 - Tekstslide