Les 3

Latijn Les 3 (deel 1)
persoonsvormen, esse (zijn)
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Latijn Les 3 (deel 1)
persoonsvormen, esse (zijn)

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvormen
- Heel werkwoord (infinitief / infinitivus) "roepen" 
- Persoonsvorm (subject / persoon)

- NL: mv altijd "roepen", OND maakt
persoon duidelijk. 
- LA: subject niet altijd aanwezig, 
uitgang geeft OND aan. 



1e pers ev
ik
roep
2e pers ev
jij
roept
3e pers ev
hij/zij/het
roept
1e pers mv
wij
roepen
2e pers mv
jullie 
roepen
3e pers mv
zij
roepen

Slide 2 - Tekstslide

Vervoeging werkwoorden
Uitgangen Latijn:
1e pers ev      -o
2e pers ev     -s 
3e pers ev     -t
1e pers mv    -mus
2e pers mv   -tis
3e pers mv   -nt

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Esse = zijn
Gaat als être!                              
"esse" (inf.)
zijn (inf.)
sum
ik ben
es
jij bent
est
hij/zij/het is
sumus
wij zijn
estis
jullie zijn
sunt
zij zijn 

Slide 5 - Tekstslide

1e pers ev
2e pers ev
3e pers ev
1e pers mv
2e pers mv
3e pers mv
es
salutatis
expecto
rident
placet
cessamus
audis
sunt 

Slide 6 - Sleepvraag

Latijn Les 3 (deel 2)
Subject/Object, naamvallen, verbuigingsgroepen, woordvolgorde, bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Tekstslide

Subject (OND) /Object (LV)
Servus ridet. - De slaaf lacht. 
Quintus .... audit. - Quintus hoort ... > object nodig!
bijv: Quintus servum audit. - Quintus hoort zijn slaaf. 

Vergelijk: servus - servum > naamvallen
subject: nominativus       *iemand roepen/aanspreken: vocativus
object: accusativus

Slide 8 - Tekstslide

Object/Subject
Vertaaltip: welk soort werkwoord is het? Dan weet je of je in de zin alleen een subject of ook een object nodig hebt. 
Geven > Ik geef iets (dus object!)
Vragen > Ik vraag iets (dus object!)
Branden > Het huis brandt (geen object nodig)
Liggen > Hij ligt (geen object nodig) 

Slide 9 - Tekstslide

Verbuigingsgroepen (zie les 2)
Enkelvoud en meervoud
Nominativus en accusativus

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
Groep 1: woorden die eindigen op -a
Groep 2: woorden die eindigen op -us of -um
Groep 3: overige woorden

         Groep 1         Groep 2        
ev    serva              servus       donum
mv   servae           servi           dona
          slavin             slaaf           geschenk



          

Slide 11 - Tekstslide

Verbuigingsgroepen
Groep 1
Groep 2
ev
nom
serva
servus
donum
-
-
acc
servam
servum
donum
mv
nom
servae
servi
dona
acc
servas
servos
dona
slavin
slaaf
geschenk

Slide 12 - Tekstslide

Vertaal: Quintus amicam expectat. (gebruik pag. 24)

Slide 13 - Open vraag

Vertaal: Marcus amicas audit.

Slide 14 - Open vraag

Flavia dona apportat.

Slide 15 - Open vraag

Woordvolgorde 
Meestal: subject - object - gezegde
      Quintus Flaviam exspectat. 
Om nadruk te leggen kan een woord (bijv. object) naar voren worden gehaald. 
     Flaviam Quintus expectat, non Marciam. 

Slide 16 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Eigenlijk een bijwoord dat uit meerdere woorden bestaat, dus een zinsdeel dat fungeert als bijwoord. 
Bestaat vaak uit een voorzetsel + zelfstandig naamwoord (niet altijd!)
Naamval is afhankelijk van voorzetsel.
Bijv: in + acc   

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeelden
in + acc: Marcus in insulam Cretam navigat. 
 > Marcus vaart naar het eiland Kreta. 

Soms staat er ook geen voorzetsel bij een BWB:
- Marcus Romam properat. 
> Marcus haast zich naar Rome. 

Slide 18 - Tekstslide

Vertaalstrategie
1. Zoek eerst het gezegde = kern van de zin
2. Bepaal of het gezegde 1 of meer aanvullingen nodig heeft. (alleen subject of ook object)
3. Zoek het subject (kijk naar de ww-vorm/getal en de naamval!)
4. Zoek het object (accusativus)
5. Vertaal de eventuele overige delen (BWB)

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen vertaalstrategie
Eques amicos salutat.

Servi periculum non timent. 

Flaviam Quintus vocat. 

Slide 20 - Tekstslide