1A - dinsdag 30-1 (grammatica vzv + bwb)

Welkom!
Laptop dicht op tafel.
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Laptop dicht op tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Planning:
  1. Planning
  2. Herhaling vorige les
  3. Lesdoel
  4. Uitleg voorzetselvoorwerp + bijwoordelijke bepaling
  5. Aan de slag!
  6. Huiswerk & Taalvout

Slide 2 - Tekstslide

De komende lessen
  • Tot nu toe behandeld:
Zinsdelen: Persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, werkwoordelijk gezegde
Woordsoorten: Lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord

  • Dinsdag 11 februari: koppelwerkwoord + naamwoordelijk gezegde 
  • Donderdag 13 februari: voorzetselvoorwerp + bijwoordelijke bepaling
  • Dinsdag 18 februari: samengestelde zinnen
  • Donderdag 20 februari: voorbereiden op de toets

Toetsweek: toets Grammatica


Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeldzin toets
De kaas van Keje is nog nooit zo lekker geweest als vorige week.

Persoonsvorm (PV):
Onderwerp (OW):
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp (LV):
Meewerkend voorwerp (MWV):
Voorzetselvoorwerp: x
Bijwoordelijke bepaling:

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeldzin toets
                                      hww                                               kww
De kaas van Keje | is | nog nooit | zo lekker | geweest | als vorige week.

Persoonsvorm (PV): is
Onderwerp (OW): de kaas van Keje
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde: is zo lekker geweest
Lijdend voorwerp (LV): x
Meewerkend voorwerp (MWV): x
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling: nog nooit, als vorige week

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel:
Na deze les:

  • Weet je wat het voorzetselvoorwerp is;
  • Weet je wat de bijwoordelijke bepaling is;
  • Kun je de behandelde zinsdelen toepassen in oefenvragen.

Slide 6 - Tekstslide

Iets nieuws!

Slide 7 - Tekstslide

aan
Houden....
Het oog laten vallen....
Bezorgd zijn....
Blij zijn....
Denken.....
van
op
om
met

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Video

Voorzetselvoorwerp: 
zinsdeel dat begint met een vast voorzetsel
Ik | denk | vaak | aan die vakantie.


  • Het zinsdeel 'aan die vakantie' begint met een voorzetsel: aan.

  • 'Aan' hoort hier bij het werkwoord 'denken'. Je denkt namelijk aan iets. 
Je kunt dit niet veranderen in een ander voorzetsel. 'Denken op'. 
Je hebt dit voorzetsel nodig voor de betekenis van 'denken aan'.

  • Het voorzetsel verliest zijn letterlijke betekenis en is  figuurlijk.

Slide 10 - Tekstslide

                              zww
Vanochtend | zocht | Anne | naar haar pak koekjes.



  • Persoonsvorm = zocht
  • Onderwerp = Pip
  • Werkwoordelijk gezegde = zocht
  • Naamwoordelijk gezegde = - 
  • Lijdend voorwerp = -
  • Meewerkend voorwerp = -
  • Voorzetselvoorwerp = ?

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?

Ik geef les aan een stel knapperds.

Slide 12 - Open vraag

Voorzetselvoorwerp: 
zinsdeel dat begint met zo'n vast voorzetsel
Maar let op!



Ik | reken | op het apparaat.
_O  ====     ________________B


Hij | wacht | op het perron. 
_O  =====    ______________B
Ik | reken | op je komst.
_O ====    _____________V


Hij | wacht | op zijn vriendin. 
_O =====      _____________V
Dit is letterlijk: 
geeft een plaats aan (bepaling).
Dit is niet letterlijk: 
je hebt het voorzetsel écht nodig.

Slide 13 - Tekstslide

Voorzetselvoorwerp of niet?
Ik verlang naar de volgende vakantie.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Voorzetselvoorwerp of niet?
Je sokken liggen bij de wasmachine.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Even oefenen

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?

Dat feest | liep | uit | op een geweldige vechtpartij.
A
Dat feest
B
liep uit
C
op een geweldige vechtpartij
D
geen voorzetselvoorwerp

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het voorzetselvoorwerp in deze zin?

De trein | arriveert | rond 16.00u | op het perron.
A
De trein
B
rond 16.00u
C
op het perron
D
geen voorzetselvoorwerp

Slide 18 - Quizvraag

Wat is in deze zin het voorzetselvoorwerp?

Hij | heeft | urenlang | gewacht | op zijn vriendin.
A
Hij
B
urenlang
C
op zijn vriendin
D
geen voorzetselvoorwerp

Slide 19 - Quizvraag

Wat is in deze zin het voorzetselvoorwerp?

Meneer van Deutekom | ergerde | zich | mateloos | aan het spel van Helmond Sport.
A
Meneer van Deutekom
B
mateloos
C
aan het spel van Helmond Sport
D
geen voorzetselvoorwerp

Slide 20 - Quizvraag

Voorbeeldzin toets

Mevrouw Koonings is al maanden aan het verlangen naar de zomervakantie.


Persoonsvorm:
Zinsdelen
Onderwerp:
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
Kies een oefenblad en ga hiermee aan de slag:
  • Oefenblad t/m naamwoordelijk gezegde
  • Oefenblad t/m bijwoordelijke bepaling


Klaar? Via deze link kun je nog extra grammatica oefenen: https://www.cambiumned.nl/zinsdelen/

Slide 22 - Tekstslide

De bijwoordelijke bepaling
___________________________________________________B


Slide 23 - Tekstslide

Vorig jaar | is | de hele klas | naar het zwembad | gefietst.


Welke informatie geeft het zinsdeel 'vorig jaar'?

Slide 24 - Open vraag

Vorig jaar | is | de hele klas | naar het zwembad | gefietst.


Welke informatie geeft het zinsdeel 'naar het zwembad'?

Slide 25 - Open vraag

Helaas | gaat | het feest | toch | niet | door.

Wat voor woordjes zijn 'helaas', 'toch' en 'niet'?

Slide 26 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling
- Bepaling van plaats
- Bepaling van tijd

Geeft dus antwoord op de vraag Waar? of Wanneer?
Maar ook:
Waarmee? Waarom? Waardoor? Waarheen? Waarvoor? Hoeveel? 

Alles behalve de WIE & WAT-vragen.

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Sommige ouders kopen in de dierenwinkel een huisdier voor hun kind.
A
Sommige ouders
B
in de dierenwinkel
C
een huisdier
D
voor hun kind

Slide 28 - Quizvraag

Benoem de bijwoordelijke bepaling:

Gekko's kunnen ondersteboven klimmen.
A
Gekko's
B
kunnen
C
ondersteboven
D
klimmen

Slide 29 - Quizvraag

Benoem de bijwoordelijke bepaling:

De jongen heeft gisteren een gekko gekregen.
A
De jongen
B
heeft
C
gisteren
D
een gekko

Slide 30 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling
Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling: de prullenbak. 

Woordjes die niet echt info geven zijn prullenbakwoordjes. 
Bijv.: niet, wel, ook, misschien, soms, ooit, nog, al, weer .........

Slide 31 - Tekstslide

Benoem de bijwoordelijke bepaling:

De zorg voor deze diersoorten moet je niet onderschatten.
A
De zorg voor deze diersoorten
B
moet onderschatten
C
je
D
niet

Slide 32 - Quizvraag

Benoem de bijwoordelijke bepaling:

Je kunt deze diertjes nauwelijks aaien.
A
Je
B
kunt aaien
C
deze diertjes
D
nauwelijks

Slide 33 - Quizvraag

Benoem de bijwoordelijke bepaling:

Een konijn, hamster of cavia kun je tenminste knuffelen.
A
Een konijn, hamster of cavia
B
kun knuffelen
C
je
D
tenminste

Slide 34 - Quizvraag

Bijwoordelijke bepaling
Let op
Niet in alle zinnen komt een bijwoordelijke bepaling voor, maar een zin kan ook meerdere bijwoordelijke bepalingen bevatten!

Slide 35 - Tekstslide

Waarmee
Waardoor
Waarvandaan
Opent de secretaresse alle post met een briefopener?
Is Dagobert door hard te werken zo schatrijk geworden?
De Noormannen begonnen hun rooftochten vanuit Scandinavië.

Slide 36 - Sleepvraag

Hoelang | heb | jij | in de Verenigde Staten | gewerkt?
Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en)?

Slide 37 - Open vraag

Waarom | eten | Chinese mensen | hun maaltijden | met stokjes?
Wat is/zijn de bijwoordelijke bepaling(en)?

Slide 38 - Open vraag

Voorbeeldzin toets

Daarom gaat Jelle zaterdag niet mee naar het feest!


Persoonsvorm:
Zinsdelen
Onderwerp:
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde:
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide

Voorbeeldzin toets
                     ZWW
Daarom | gaat | Jelle | zaterdag | niet | mee | naar het feest!


Persoonsvorm: gaat
Zinsdelen
Onderwerp: Jelle
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde: gaat mee
Naamwoordelijk gezegde: -
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling: Daarom, zaterdag, niet, naar het feest
timer
4:00

Slide 40 - Tekstslide

Voorbeeldzin toets

Mevrouw Koonings is al maanden aan het verlangen naar de zomervakantie.


Persoonsvorm:
Zinsdelen:
Onderwerp:
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde:
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
timer
4:00

Slide 41 - Tekstslide

Voorbeeldzin toets
                                           hww                                           zww
Mevrouw Koonings | is | al maanden | aan het verlangen | naar de zomervakantie.


Persoonsvorm: is
Zinsdelen
Onderwerp: mevrouw Koonings
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde: is aan het verlangen
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp: -
Meewerkend voorwerp: - 
Voorzetselvoorwerp: naar de zomervakantie
Bijwoordelijke bepaling: al maanden
timer
4:00

Slide 42 - Tekstslide

Voorbeeldzin toets

Omar  blijkt een enorm voorstander  te zijn van een grote verjaardagstaart.

Persoonsvorm: 
Zinsdelen
Onderwerp: 
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde:
Naamwoordelijk gezegde:
Lijdend voorwerp:
Meewerkend voorwerp:
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling:
timer
4:00

Slide 43 - Tekstslide

Voorbeeldzin toets
                hww                                                         kww
Omar | blijkt | een enorm voorstander | te zijn | van een grote verjaardagstaart.

Persoonsvorm: blijkt
Zinsdelen
Onderwerp: Omar
Soorten werkwoorden
Werkwoordelijk gezegde: -
Naamwoordelijk gezegde: blijkt een enorm voorstander te zijn
Lijdend voorwerp: -
Meewerkend voorwerp: -
Voorzetselvoorwerp:
Bijwoordelijke bepaling: van een grote verjaardagstaart
timer
4:00

Slide 44 - Tekstslide

Aan de slag!
Oefen spelling en werkwoordspelling via PLOT ->
App werkwoordspellen en spellingapp


Via deze link kun je grammatica oefenen: https://www.cambiumned.nl/zinsdelen/

Slide 45 - Tekstslide

Lesdoel:
Na deze les:

  • Weet je wat het voorzetselvoorwerp is;
  • Weet je wat de bijwoordelijke bepaling is;
  • Kun je de behandelde zinsdelen toepassen in oefenvragen.

Slide 46 - Tekstslide

Ik ben klaar voor de toets!
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

Huiswerk & TaalVout
Donderdag: toets

Slide 48 - Tekstslide