woordsoorten
1 / 18
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat zijn de zelfstandig naamwoorden?
Elseline heeft mascara en lippenstift gekocht.
Elseline heeft mascara en lippenstift gekocht.
Slide 4 - Open vraag
Wat zijn de zelfstandig naamwoorden?
Er wordt in Nederland veel kaas gegeten.
Er wordt in Nederland veel kaas gegeten.
Slide 5 - Open vraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Noteer de zelfstandig naamwoorden en het lidwoord.
Henry kocht voor Jennie een cadeautje.
Henry kocht voor Jennie een cadeautje.
Slide 8 - Open vraag
Wat is een hulpwerkwoord?
Hij heeft een schilderij gemaakt.
Hij heeft een schilderij gemaakt.
Slide 9 - Open vraag
Wat is het werkwoord?
Hij at een banaan.
Hij at een banaan.
Slide 10 - Open vraag
Wat is het werkwoord?
Zij heeft een taart gebakken.
Zij heeft een taart gebakken.
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Ik heb een hele dure auto gekocht!
Ik heb een hele dure auto gekocht!
Slide 14 - Open vraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Gisteren kocht Jens nieuwe sportschoenen.
Gisteren kocht Jens nieuwe sportschoenen.
Slide 15 - Open vraag
Slide 16 - Tekstslide
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Gisteren kocht Jens nieuwe sportschoenen.
Gisteren kocht Jens nieuwe sportschoenen.
