18.1 - 2- 3

18.1 - 2
Investeringsanalyse
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

18.1 - 2
Investeringsanalyse

Slide 1 - Tekstslide

18.1 - 2
Typen investeringen
1) Vervangingsinvesteringen
2)Uitbreidingsinvesteringen
Risicoreductie-> onzekerheden bij investeringen zo klein mogelijk maken. Het is onzeker hoe 1) hoog de aanvullende uitgaven zijn & 2) hoe hoog de ontvangsten zijn

Slide 2 - Tekstslide

18.1 - 2
Het verschil tussen de geldstroom die de onderneming ontvangt en uitgeeft.
Cashflow
-De cashflow van een investeringsproject bestaan uit alle ontvangsten en uitgaven die voortkomen uit dat project

Slide 3 - Tekstslide

18.1 - 2
Cashflow uitleg
Begin van de looptijd
Einde van de looptijd
De onderneming koop de nodige investeringen. 
 Negatieve cashflow want geen ontvangsten
(negatieve) cashflow begin looptijd = investeringen (vaste & vlottende activa)
Gedurende de looptijd
Cashflow staat gelijk aan: verwachte ontvangsten (uit investeringsproject) - verwachte uitgaven(grondstoffen, loon etc.) = Nettoresultaat 
Nettoresultaat (resultaat na belastingen) + afschrijvingskosten = cashflow
Cashflow tijdens looptijd :
Nettoresultaat (resultaat na belastingen) + afschrijvingskosten
Onderneming kan de gekochte activa verkopen, mits deze niet meer nodig zijn & nog waarde hebben. Deze afgestoten activa worden desinvesteringen genoemd. Geven een mogelijke extra ontvangst, maar ook extra uitgaven (sloopkosten bvb.)
Cashflow einde looptijd = desinvesteringen (restwaarde)

Slide 4 - Tekstslide

18.1 - 2
8.2 Voorbeeld 18.1

Slide 5 - Tekstslide

18.1 - 2
18.3 Nettocontantewaardemethode (ncw)
-Houd wél rekening met de tijdstippen waarop de cashflows worden ontvangen
-Bij de NCW maken we de cashflows contant tegen de gewenste interestvoet (rendementeis)
-Met de keuze van de vermogenskostenvoet doe je een voorspelling van de toekomstige vermogens-, rente- en inflatie ontwikkeling.

Slide 6 - Tekstslide

18.1 - 2
Voorbeeld 1
Yoda BV kan €400.000 investeren in merchandise. Ze schat de levensduur van dit project op 3 jaar. De gewenste interestvoet is 9%. Yoda BV begroot de cashflows op: 
eind eerste jaar      Eind tweede jaar         Eind derde jaar
€200.000                 €200.000                       €150.000
Gevraagd : Bereken de NCW afgerond op hele euro's & geef aan of de investering aanvaardbaar is

Slide 7 - Tekstslide

18.1 - 2
Voorbeeld 1
Yoda BV kan €600.000 investeren in merchandise. Ze schat de levensduur van dit project op 3 jaar. De gewenste interestvoet is 9%. Yoda BV begroot de cashflows op: 
Eind eerste jaar      Eind tweede jaar         Eind derde jaar
€300.000                 €250.000                       €200.000
Gevraagd : 1)Bereken de NCW afgerond op hele euro's & 2) geef aan of de investering aanvaardbaar is
€300.000 x 1,09^-1 + €250.000 x 1,09^-2 + €200.000 x 1,09^-3 =
€275229.36 + €210420.00 + €154436.70 = €640086.06

1)NCW -> €640086.06 - €600.000 = €40086.06
2)NCW is positief dus investering is aanvaardbaar.
(Als NCW niet positief is -> niet aanvaardbaar!)

Slide 8 - Tekstslide

18.1 - 2
Voorbeeld 2
-                                              Project A                 Project B                     Project C
Investering                          €1.000.000            €3.500.000                 €2.750.000
Cashflow (Einde jaar)       €200.000               €950.000                    €950.000                    
Looptijd                                5 jaar                        5 jaar                             5 jaar
NCW                                     €-133.335                €250.000                     €250.000
Aanvaardbaarheid & Netto contante waarde per geïnvesteerde euro
Gevraagd:
1) welke investeringsprojecten worden aanvaard?
2) Voor welk project wordt er gekozen? Motiveer je antwoord met een berekening van de netto contante waarde per geïnvesteerde euro

Slide 9 - Tekstslide

18.1 - 2
Voorbeeld 2
-                                              Project A                 Project B                     Project C
Investering                          €1.000.000            €3.500.000                 €2.750.000
Cashflow (Einde jaar)       €200.000               €950.000                    €950.000                    
Looptijd                                5 jaar                        5 jaar                             5 jaar
NCW                                     €-133.335                €250.000                     €250.000
Aanvaardbaarheid & Netto contante waarde per geïnvesteerde euro
Gevraagd:
1) welke investeringsprojecten worden aanvaard?

Project B en C, deze projecten hebben een positieve netto contante waarde. Deze zullen dus aanvaard worden

Slide 10 - Tekstslide

18.1 - 2
Voorbeeld 2
-                                              Project A                 Project B                     Project C
Investering                          €1.000.000            €3.500.000                 €2.750.000
Cashflow (Einde jaar)       €200.000               €950.000                    €950.000                    
Looptijd                                5 jaar                        5 jaar                             5 jaar
NCW                                     €-133.335                €250.000                     €250.000
Aanvaardbaarheid & Netto contante waarde per geïnvesteerde euro
Gevraagd:
2) Voor welk project wordt er gekozen? Motiveer je antwoord met een berekening van de netto contante waarde per geïnvesteerde euro
Project B : €250.000/€3.500.000 = €0.07
Project C : €250.000/€2.750.000 = €0.09

Er wordt gekozen voor project C, omdat de NCW per geïnvesteerde euro bij dit project hoger is.

Slide 11 - Tekstslide

18.1 - 2
Extra informatie NCW
1)  Bij een langere tijdsperiode, wordt het moeilijker om een nauwkeurige voorspelling te doen. Deze onzekerheid wordt niet meegenomen in deze methode. (voorbeeld 18.4 in je boek)

2) Een onderneming kan meerdere investeringsprojecten aannemen, mits ze hiervoor voldoende kapitaal hebben. Hierbij kiezen ze uit de projecten waarbij de NCW per geïnvesteerde euro het hoogste zijn. (voorbeeld 18.5 in je boek)

Slide 12 - Tekstslide