Kring

kring
Sanne en Isabella
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

kring
Sanne en Isabella

Slide 1 - Tekstslide

Wat is 953 +75?
(Antwoord in cijfers, zonder punten of kommas)

Slide 2 - Open vraag


Hoe laat is het op
de klok?
A
Kwart voor 12
B
Kwart over 12
C
Kwart over 1
D
Kwart voor 1

Slide 3 - Quizvraag

Lidwoord
Zelfst. naamw.
Werkwoord
Bijvoeglijk naamw.
Voorzetsel
De
hond
loopt
naar
het
grote
veld.

Slide 4 - Sleepvraag

Maak af:
2-12-22-32-42-?

Slide 5 - Open vraag

Wat is draag in de verleden tijd?
A
draagte
B
draagde
C
droeg

Slide 6 - Quizvraag

In welke zin staat de past continuous?
A
My parents went out for dinner.
B
They love to go out.
C
My father was wearing a suit and tie.
D
My mother looked lovely too.

Slide 7 - Quizvraag

Schrijf alle oneven getallen op tussen
17 en 33. (In Cijfers, gescheiden door een komma)

Slide 8 - Open vraag

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
Zin:
onderwerp
werkwoordelijk
gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Ze
feliciteerde
hem
in de woonkamer. 

Slide 9 - Sleepvraag

Reken uit.
12 x (22 + 8) : 15
Schrijf je antwoord op in cijfers.

Slide 10 - Open vraag


Van welk land is dit de vlag?
A
Australië
B
Canada
C
Nieuw-Zeeland
D
Verenigde Staten

Slide 11 - Quizvraag

Welke 2 breuken zijn hetzelfde
A
2/4
B
1/4
C
2/3
D
1/2

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel wenkbrauwen hebben Bert en Ernie samen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 13 - Quizvraag

Zet de komma op de goede plaats in de zin:
Als we daar naartoe willen moeten we het reserveren.
(Typ hele zin opnieuw)

Slide 14 - Open vraag

3x2+6-8:4=
A
1
B
22
C
10
D
weet ik niet

Slide 15 - Quizvraag

Tekst
Informeren
Activeren
Vermaken
Instrueren
Verkiezingsaffiche
Reclame-folder
Handleiding
Gedicht
Krantenartikel
Songtekst
Geboortekaartje

Slide 16 - Sleepvraag

Hoe noem je een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis?

A
acroniem
B
synoniem
C
antoniem
D
pseudoniem

Slide 17 - Quizvraag

22,222 hoeveel is de 2 waard?
A
2 honderdsten
B
2 tienden
C
2
D
twee duizendsten

Slide 18 - Quizvraag

Jan, Kees en Piet verdelen samen 90 snoepjes. Hoeveel krijgt ieder?
_____ snoepjes
(Geef antwoord in cijfers)

Slide 19 - Open vraag

Los op:
45 : -5 =
A
-9
B
9
C
-7
D
7

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent:
Je ziet er
bedrukt uit?
A
dat je er verdrietig uitziet
B
dat je er moe uitziet
C
dat het lijkt of je onder het kopieerapparaat lag
D
dat je er goed uitziet

Slide 21 - Quizvraag

Een persoonsvorm is ALTIJD een werkwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van het hele werkwoord 'dansen'?
A
Dansde
B
Danstte
C
Danste
D
Danst

Slide 23 - Quizvraag

Rayan neemt zijn tas mee, .... hij naar school gaat.
Welk voegwoord?
A
zoals
B
hoewel
C
terwijl
D
als

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent boter bij de vis doen?
A
Een ander zijn mening geloven
B
Met iemand meelopen die dat vraagt
C
Extra lekker koken
D
Iets wat je koopt direct betalen

Slide 25 - Quizvraag

Je mag hem gratis hebben!

Hoe is bovenstaande zin goed in zinsdelen verdeeld?
A
Je mag / hem / gratis / hebben!
B
Je/mag/hem/gratis/hebben
C
Je/mag/hem/gratis hebben
D
Je/mag/hem gratis hebben

Slide 26 - Quizvraag

Welke dijk sluit het IJsselmeer af van de Waddenzee?
A
Zeedijk
B
IJsseldijk
C
De Dijk
D
Afsluitdijk

Slide 27 - Quizvraag

Waar ging Berend Botje als eerste met zijn scheepje naar toe?
A
Laren
B
Zuid- Holland
C
Noord- Brabant
D
Zuid- Laren

Slide 28 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van fixen?
A
gefixd
B
gefixed
C
gefixdt
D
gefixt

Slide 29 - Quizvraag

What is the capital (hoofdstad) of India?
A
Mumbai
B
New Delhi
C
New York
D
Monata

Slide 30 - Quizvraag


Welke rivier stroomt er door Parijs?
A
Rhône
B
Seine
C
Loire
D
Garonne

Slide 31 - Quizvraag

+
-
x
:
som
verschil
product
quotiënt

Slide 32 - Sleepvraag