In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Examentrainers
Regeling en waarneming
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welk deel van het centrale zenuwstelsel is bij Piven door kwikvergiftiging beschadigd, waardoor hij geheugenproblemen had?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Welk effect heeft het gif van de mamba op het prooidier? En hoe wordt dat effect verklaard?
A
Spiercontractie / geblokkeerd
B
Spiercontractie / gestimuleerd
C
Spierverlamming /geblokkeerd
D
Spierverlamming /Gestimuleerd
Slide 5 - Quizvraag
bestudeer de animatie op de volgende slide
Impulsoverdracht
neuron 1
neuron 2
Wanneer de actiepotentiaal van neuron 1 aankomt bij de synaps zal een stof (neurotransmitter) vrijkomen in de synaptische spleet. Deze neurotransmitter kan binden aan receptoren van neuron 2 en zo een actiepotentiaal in neuron 2 starten (impusoverdracht van neuron 1 naar neuron 2).
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Waar wordt adrenaline als transmitterstof door deze zenuwcel afgegeven?
A
P
B
Q
C
R
D
S
Slide 8 - Quizvraag
neurotransmitter in synaps
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Op welke wijze reageert het hormoonstelsel op dit tekort?
A
De hypofyse gaat remmende hor-monen afgeven waardoor de bijnier-en sterk in omvang gaan afnemen.
B
De hypofyse gaat remmende hor-monen afgeven waardoor de schild-klier sterk in omvang gaat afnemen.
C
De hypofyse gaat stimulerende hor-monen afgeven waardoor de bijnier-en sterk in omvang gaan toenemen.
D
De hypofyse gaat stimulerende hor-monen afgeven waardoor de schild-klier sterk in omvang gaat toenemen.
Slide 11 - Quizvraag
Regelkring - Thyroxine
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Noem een voorwaarde waaraan de muizen in het controle-experiment bij dit onderzoek moeten voldoen. Noteer ook hoe de muizen in het controle-experiment worden behandeld.
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Welk patroon geeft de impulsen weer die door het axon lopen als er nicotine aanwezig is? En welk effect heeft dit op de voedselinname?
A
P - Meer
B
P - Minder
C
Q - Meer
D
Q - Minder
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Welk type is of welke typen zenuwcellen (neuronen) zijn in afbeelding 2 weergegeven?
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Van welke spieren remt atropine de samentrekking waardoor de pupil groter wordt?
A
van de accommodatiespieren in de ogen
B
van de kringspieren in de iris
C
van de oogspieren
D
van de straalsgewijs lopende spieren in de iris
Slide 22 - Quizvraag
Pupilreflex
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
De pretoogjes kenmerken zich door een twinkeling in de ogen. Waardoor ontstaat deze twinkeling in de ogen?
A
Door lichtstralen die vanuit de ooglens via de wijde pupil worden uitgezonden.
B
Door lichtstralen die vanuit het netvlies via het traanvocht worden uitgezonden.
C
Door reflectie door het glasachtig lichaam waarbij de lichtstralen het oog verlaten via de wijde pupil.
D
Door reflectie van lichtstralen door het traanvocht en het hoornvlies.
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Welke van deze worden dan geactiveerd en in welke volgorde?
A
1 – 2 – 4 – 5 – 6
B
1 – 5 – 4 – 2 – 6
C
3 – 2 – 4 – 5 – 6
D
3 – 5 – 4 – 2 – 6
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Van welk hormoon verandert dan de productie? En wordt de concentratie van dit hormoon in het bloed hoger of juist lager? Verklaar je antwoord.
Slide 30 - Open vraag
hoe werkt ADH?
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Welke oogafwijking zal het gevolg zijn van de vormverandering van de oogbol? En welke lenzen kunnen deze afwijking verhelpen?
A
bijziendheid negatieve
B
bijziendheid positieve
C
verziendheid negatieve
D
verziendheid positieve
Slide 33 - Quizvraag
Bril nodig?
Verziend?
Dichtbij onscherp, bolle lens +
Bijziend?
Veraf onscherp, holle lens -
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Welk proces in de oogzenuw wordt verstoord door de zwelling waardoor het gezichtsvermogen mogelijk afneemt?
A
impulsgeleiding in een motorische zenuw
(bewegingszenuwen)
B
impulsgeleiding in een sensorische zenuw
(gevoelszenuwen)
C
impulsoverdracht in een motorische zenuw
(bewegingszenuwen)
D
impulsoverdracht in een sensorische zenuw
(gevoelszenuwen)
Slide 36 - Quizvraag
Slide 37 - Tekstslide
Noteer drie verschillende celtypen die tijdens de embryonale ontwikkeling uit de stamcellen in het netvlies ontstaan.
Slide 38 - Open vraag
Slide 39 - Tekstslide
Welk type zintuigcellen verliezen hun werking bij RP? Leg je antwoord uit aan de hand van een symptoom van RP.
Slide 40 - Open vraag
Slide 41 - Tekstslide
Wat betekent dit voor het gezichtsvermogen van de patiënt?
A
Het regelen van de lichtintensiteit kan niet worden uitgevoerd, maar het scherpstellen van het beeld op
het netvlies wel.
B
Het regelen van de lichtintensiteit kan wel worden uitgevoerd, maar het scherpstellen van het beeld op
het netvlies niet
C
Zowel het regelen van de licht-intensiteit als het scherpstellen van het beeld op het netvlies kan niet plaatsvinden.