toetsbegrippen 1 t/m 10

Wat zijn de verschillen tussen B2B-, B2C- en C2C markten
A
B2C heeft rationeler koopgedrag
B
C2C heeft rationeler koopgedrag
C
B2B heeft emotioneler koopgedrag
D
B2C heeft emotioneler koopgedrag
1 / 12
volgende
Slide 1: Quizvraag
HandelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat zijn de verschillen tussen B2B-, B2C- en C2C markten
A
B2C heeft rationeler koopgedrag
B
C2C heeft rationeler koopgedrag
C
B2B heeft emotioneler koopgedrag
D
B2C heeft emotioneler koopgedrag

Slide 1 - Quizvraag

Wat zijn de verschillen tussen B2B en B2C
A
B2B heeft een afgeleide vraag
B
B2B heeft een autonome vraag
C
B2C heeft een afgeleide vraag
D
B2C heeft alleen een initiële vraag

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent DAS in de Sales?
A
Een beest van een klant
B
Dominant; achterlijke en simpele klant
C
Dominante; asociale en sociale klant
D
Dominante, afstandelijke en sociale klant

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn rollen in de DMU
A
initiatief nemer, doelman en beïnvloeder
B
gatekeeper, initiator, betaler
C
Koper, beïnvloeder en manager
D
manager, initiator en gatekeeper

Slide 4 - Quizvraag

welke begrippen kan je aan elkaar koppelen?
A
straight rebuy en RAG
B
modified rebuy en UPO
C
new task buying en RAG
D
modified rebuy en RAG

Slide 5 - Quizvraag

Welke begrippen kan je aan elkaar koppelen?
A
convenience goods en UPO
B
shopping goods en UPO
C
Specialty goods en BPO
D
specialty goods en UPO

Slide 6 - Quizvraag

zet de fasen van het inkoopproces in de juiste volgorde
A
bewaken, contracteren, bestellen, selecteren
B
selecteren, bestellen, bewaken, contracteren
C
specificeren, selecteren, contracteren, bestellen bewaken
D
contracteren, selecteren, bestellen, bewaken

Slide 7 - Quizvraag

SMART staat voor:
A
een auto
B
Speciaal, meetbaar, realistisch, tijdgebonden
C
speciaal, misschien, realistisch, tijdelijk
D
specifiek, meetbaar, realistisch en tijdgebonden

Slide 8 - Quizvraag

Welke doelstelling heeft JNL bv. het meest SMART geformuleerd?
A
Volgend jaar wil JNL bv. 88% meer omzet
B
Volgend jaar wil JNL bv. 10% meer klanten
C
JNL bv. wil ieder jaar 40% minder klachten
D
JNL bv. wil volgend jaar meer omzet bij nieuwe klanten

Slide 9 - Quizvraag

Zet de trajecten in de juiste volgorde:
A
ordertraject, offertetraject en factuurtraject
B
offertetraject, ordertraject en factuurtraject
C
factuurtraject, offerte- en ordertraject
D
offerte-, factuur en orderttraject

Slide 10 - Quizvraag

Welke volgorde van het besluitvormingsproces is juist?
A
probleemstelling; info verzamelen; info analyseren; beslissen;
B
beslissingsverificatie; definitieve probleemstelling; uitvoering
C
probleemstelling; alternatieven afwegen; alternatieven formuleren
D
beslissingsoverdracht; probleemstelling; oplossing ; uitvoeren; beslissingsverificatie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is GEEN taak van een inkoper?
A
bewaken levering
B
onderhandelen over betalingsvoorwaarden
C
onderhandelen over leveringsvoorwaarden
D
offertes opstellen

Slide 12 - Quizvraag