V5: Chapitre 5, cours 17 (herhaling Grammaire C)

Bonjour !
- N'ouvre pas ton livre.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour !
- N'ouvre pas ton livre.

Slide 1 - Tekstslide

Programme
- Objectif : Tu comprends la négation en français.

- Répétition
- Pratique

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van de ontkenning?

Slide 3 - Open vraag

Instructievideo

Slide 4 - Tekstslide

La négation
- De basis: ne + pas/plus/rien enz., zet je om de persoonsvorm.

Mon copain ne sait pas quoi faire.
Les vacances ne sont plus en aout.

Slide 5 - Tekstslide

La négation et les articles
- Onbepaald lidwoord: un, une
- Delend lidwoorden: du, de la, de l', des
-> verandert na de ontkenning in de of d' ! Behalve als de ontkenning met être is, dan gebruik je un of une.

Je n'ai pas d'idée quoi faire.
Ce n'est pas une chose importante.


Slide 6 - Tekstslide

Rien et Personne
- Ne + rien, Ne + personne = als niets of niemand het lijdend voorwerp is.
Je ne connais personne ici.

- Rien ne, Personne ne = als niets of niemand het onderwerp is.
Rien n'est trop difficile.

Slide 7 - Tekstslide

Ne...ni...ni
- Betekent zoiets als "noch/noch" of "niet/ook niet"
> tussen 'ne' en de 1e 'ni' staat de persoonsvorm
> ne beide keren 'ni' komt óf een heel werkwoord, óf twee zelfstandig naamwoorden.

Je ne vois ni ma copine, ni mon voisin.
Je ne sais ni travailler, ni apprendre.

Slide 8 - Tekstslide

Zinnen zonder werkwoord
- Geen werkwoord? Geen ne!

Pas d'idée.
Non, personne

Slide 9 - Tekstslide

Antwoord met een ontkenning:
  1. Il y a quelqu'un là-bas ? Non, (niemand) _____

  2. Tu es allé en France ? Non, (nooit) ______

  3. Tu préfères les pâtes ou la pizza ? (Noch, noch) ______

  4. Tu as fait quelque chose d'intéressant ? Non, (niets) ____

Slide 10 - Tekstslide

Antwoord met een ontkenning:
  1. Il y a quelqu'un là-bas ? Non, (niemand) personne n'est là.

  2. Tu es allé en France ? Non, (nooit) je ne suis jamais allé en France.

  3. Tu préfères les pâtes ou la pizza ? (Noch, noch) je ne préfère ni les pâtes, ni la pizza.

  4. Tu as fait quelque chose d'intéressant ? Non, (niets) je n'ai rien fait.

Slide 11 - Tekstslide

Au travail !
Wat?
- Leren voor de toets.
Met wie?
Alleen.
Hulp?
- Steek je hand op.
Tijd?
Waarom?
Om de toets voor te bereiden.
Klaar?
- Laat je overhoren.
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Programme
- Objectif : Tu comprends la négation en français.

- Répétition - ✔
- Pratique - ✔

Slide 13 - Tekstslide

Le prochain cours...
...Test diagnostique

- Devoirs:
> Apprendre pour le test.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide