Verhaaltjes sommen

Rekenen

Verhaaltjes sommen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Rekenen

Verhaaltjes sommen

Slide 1 - Tekstslide

Wat voor som is dit?
Milo bakt aardbeientaarten. Hij heeft 54 aardbeien. Op elke taart doet hij 9 aardbeien. Hoeveel taarten kan Milo maken?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 2 - Quizvraag

Milo bakt aardbeientaarten. Hij heeft 54 aardbeien. Op elke taart doet hij 9 aardbeien. Hoeveel taarten kan Milo maken?
A
9
B
7
C
8
D
6

Slide 3 - Quizvraag

Wat voor soort som is dit?
Bruno grillt 32 vissen tijdens het familiefeest. Zijn oom en tante eten er 14 vissen van op. Hoeveel vissen blijven er over voor de rest van de familie?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 4 - Quizvraag

Bruno grillt 32 vissen tijdens het familiefeest. Zijn oom en tante eten er 14 vissen van op. Hoeveel vissen blijven er over voor de rest van de familie?
A
17
B
18
C
19
D
16

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor soort som is dit?
Lex bakt op zaterdag 110 wafels.
Op zondag bakt hij er nog 50.
Hoeveel wafels heeft Lex gebakken?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 6 - Quizvraag

Lex bakt op zaterdag 110 wafels.
Op zondag bakt hij er nog 50.
Hoeveel wafels heeft Lex gebakken?
A
150
B
160
C
140
D
115

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor som is dit?
In het park zitten 7 vogels met hun nestjes.
In de maand april komen in elk nestje 6 eitjes uit. Hoeveel vogeltjes worden er in april geboren?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 8 - Quizvraag

In het park zitten 7 vogels met hun nestjes.
In de maand april komen in elk nestje 6 eitjes uit. Hoeveel vogeltjes worden er in april geboren?
A
44
B
49
C
46
D
42

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor soort som is dit?
Patrick moet vandaag 45 kilometer fietsen. Na 29 kilometer neemt hij pauze. Hoeveel kilometer moet hij daarna nog fietsen?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 10 - Quizvraag

Patrick moet vandaag 45 kilometer fietsen. Na 29 kilometer neemt hij pauze. Hoeveel kilometer moet hij daarna nog fietsen?
A
18
B
21
C
19
D
16

Slide 11 - Quizvraag

Wat voor som is dit?
Jip slaapt op de camping. Ze moet 40 euro betalen voor 5 nachten. Hoeveel euro kost 1 nacht op de camping?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 12 - Quizvraag

De strandwinkel heeft 3 soorten strandballen. Van elk soort liggen er 8 in de winkel. Hoeveel strandballen liggen er in de winkel?
A
26
B
24
C
21
D
29

Slide 13 - Quizvraag

Wat voor som is dit?
De strandwinkel heeft 3 soorten strandballen. Van elk soort liggen er 8 in de winkel. Hoeveel strandballen liggen er in de winkel?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 14 - Quizvraag

Jip slaapt op de camping. Ze moet 40 euro betalen voor 5 nachten. Hoeveel euro kost 1 nacht op de camping?
A
6
B
7
C
9
D
8

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor soort som is dit?
Will en Mert doen een bordspel.
Samen halen ze 37 punten. Daarvan heeft Mert er 18 gehaald. Hoeveel punten heeft Will dan gehaald?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 16 - Quizvraag

Will en Mert doen een bordspel.
Samen halen ze 37 punten. Daarvan heeft Mert er 18 gehaald. Hoeveel punten heeft Will dan gehaald?
A
18
B
22
C
21
D
19

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor soort som is dit?
In een spaarvarken zitten 410 munten.
Loes doet er 50 munten bij.
Hoeveel munten zitten dan in het spaarvarken?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 18 - Quizvraag

In een spaarvarken zitten 410 munten.
Loes doet er 50 munten bij.
Hoeveel munten zitten dan in het spaarvarken?
A
460
B
470
C
450
D
440

Slide 19 - Quizvraag

Wat voor soort som is dit?
Marrin heeft al 120 foto's in een fotoboek geplakt.
Ze plakt er nog eens 90 foto's bij in.
Hoeveel foto's zitten er uiteindelijk in het boek?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 20 - Quizvraag

Marrin heeft al 120 foto's in een fotoboek geplakt.
Ze plakt er nog eens 90 foto's bij in.
Hoeveel foto's zitten er uiteindelijk in het boek?
A
210
B
220
C
230
D
200

Slide 21 - Quizvraag

Wat voor som is dit?
Kyra maakt snoepzakjes met 3 dropjes. Ze maakt in totaal 9 snoepzakjes.
Hoeveel dropjes heeft Kyra in totaal?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 22 - Quizvraag

Kyra maakt snoepzakjes met 3 dropjes. Ze maakt in totaal 9 snoepzakjes.
Hoeveel dropjes heeft Kyra in totaal?
A
30
B
26
C
23
D
27

Slide 23 - Quizvraag

Wat voor soort som is dit?
Op het feestje van Dirck krijgen alle kinderen 2 blikjes fris. Er zijn 18 blikjes. Hoeveel kinderen kan Dirck uitnodigen?
A
Plussom
B
Minsom
C
Keersom
D
Deelsom

Slide 24 - Quizvraag

Op het feestje van Dirck krijgen alle kinderen 2 blikjes fris. Er zijn 18 blikjes. Hoeveel kinderen kan Dirck uitnodigen?
A
9
B
8
C
7
D
10

Slide 25 - Quizvraag

1 kilo= ... gram?

Slide 26 - Open vraag

Je hebt een zak suiker met 760 gram daar in , hoeveel moet je er nog bij doen om 1 kilo te krijgen?

Slide 27 - Open vraag

Hoe schrijf je een halve kilo?

Slide 28 - Open vraag

2,567 kilo = ..... g?

Slide 29 - Open vraag

Voor 2 kilo mandarijntjes betaal je op de markt 1 euro. Hoeveel betaal je dan voor 8 kilo?

Slide 30 - Open vraag


Wat kost 1 kilo?

Slide 31 - Open vraag

Voor 3 kilo verse witlof betaal je op de markt 1 euro. Hoeveel betaal je dan voor 9 kilo?

Slide 32 - Open vraag

Samuel weegt 43 kilo, Elize weegt 27 kilo. Hoeveel kilo wegen ze samen?
(alleen het antwoord invullen)

Slide 33 - Open vraag


Wat kost 1 kilo?

Slide 34 - Open vraag

0,9 kilo = .... gram

Slide 35 - Open vraag

Als je de vragen hiervoor goed had, dan ga je hier verder. Zo niet, dan mag je nu stoppen.

Slide 36 - Tekstslide

3 bananen wegen 1,2 kilo
Hoeveel weegt 1 banaan?

Slide 37 - Open vraag

Het kleine zusje van Hailey weegt 5900 gram. Dat is bijna ..... kilo.

Slide 38 - Open vraag

4 broodjes wegen samen 2,4 kilo
Hoeveel weegt 1 broodje?

Slide 39 - Open vraag

Nova heeft 2 kilo frambozen in bakjes van 0.25 kilo gedaan. Hoeveel bakjes heeft Nova nu in totaal?

Slide 40 - Open vraag

3 kilo aardbeien kost 15 euro. Hoeveel moet moeder betalen voor 4 kilo?
____ euro

Slide 41 - Open vraag

Moeilijkste vraag voor D, S en B

Slide 42 - Tekstslide

In een winkel staan 5 kisten van 12 kilo witlof. Klanten nemen gemiddeld 3 kilo witlof mee. Hoeveel klanten kunnen er witlof kopen voor de voorraad op is?

Slide 43 - Open vraag

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide