20230313 VEZO321AK niveau 3 leerjaar 2 hoofdletters
Nederlands
VEZO321AK
Maandag 13 maart 2023
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Nederlands
VEZO321AK
Maandag 13 maart 2023
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Planning VEZO321AK
11 januari 2023: luisteren 1v2: signaalwoorden, beeldspraak, woordbetekenis
18 januari 2023: luisteren 2v2: signaalwoorden en woordraadstrategie
25 januari 2023: betekenissen: spreekwoorden
06 februari 2023: betekenissen: aaneenschrijven
13 februari 2023: spelling – meervoudsvormen
13 maart 2023: spelling – hoofdletters
20 maart 2023: woordsoorten
27 maart 2023: TOETS SPELLING
Slide 3 - Tekstslide
Terugblik op 13-02:
Taalverzorging meervoudsvormen
Slide 4 - Tekstslide
enkelvoud + en = meervoud
Bij veel zelfstandige naamwoorden maak je het meervoud door er 'en' achter te zetten.
een stoel - twee stoelen
een paard - twee paarden
een punt - twee punten
Slide 5 - Tekstslide
aa/ee/oo/uu + 1 medeklinker:
één klinker verdwijnt
Als het enkelvoud een lange klinker (aa, ee, oo, uu) heeft in de laatste lettergreep met daarachter nog één medeklinker, verdwijnt een van die klinkers.
een aap - twee apen
een beek - twee beken
een muur - twee muren
Slide 6 - Tekstslide
a/e/i/o/u + 1 medeklinker:
medeklinker extra
Als het enkelvoud een korte klinker (a, e, i, o, u) heeft in de laatste lettergreep met daarachter nog één medeklinker, komt er vaak een medeklinker bij om de klank van die klinker kort te houden:
een bak - twee bakken
een hek - twee hekken
een pil - twee pillen
Slide 7 - Tekstslide
s wordt vaak z
Als het enkelvoud eindigt op een s, wordt de s vaak een z in het meervoud:
een baas - twee bazen
een wees - twee wezen
een roos - twee rozen
Slide 8 - Tekstslide
f wordt vaak v
Als het enkelvoud eindigt op een f, wordt de f vaak een v in het meervoud:
een landgraaf - twee landgraven
een zeef - twee zeven
Slide 9 - Tekstslide
Meervoud op -s
Bij een woord dat eindigt op een -a, -i, -o, -u of -y schrijf je een 's in meervoud voorbeelden: taxi's, radio's, baby's
Bij een woord dat eindigt op een -e, é, eau en -ui schrijf je de -s vast aan het woord. voorbeelden: etalages, logés, cadeaus, games*
Slide 10 - Tekstslide
Meervoud op -s
Bij een afkorting die je ook echt uitspreekt als een afkorting, schrijf je in meervoud een 's
voorbeeld: cd’s, tv’s, bv’s, lp's
Slide 11 - Tekstslide
Lesdoelen
Taalverzorging hoofdletters
Slide 12 - Tekstslide
Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
's Ochtends sta ik vroeg op.
't Was vanochtend wel erg koud.
Slide 13 - Tekstslide
Regel 1: begin van een zin
Als de zin met een cijfer of symbool begint, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin.
€15 betaalde hij voor het boek.
86 jaar geleden werd mijn opa geboren.
Slide 14 - Tekstslide
Wat is goed geschreven?
A
't is niks voor mij.
B
'T is niks voor mij.
C
't Is niks voor mij.
D
'T Is niks voor mij.
Slide 15 - Quizvraag
Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
fam. Berkmans
Bert van den Brink
Slide 16 - Tekstslide
Regel 2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
mevrouw Van de Ven - de Vries
Slide 17 - Tekstslide
Wat is goed geschreven?
A
meneer Jansen
B
Meneer Jansen
C
meneer jansen
Slide 18 - Quizvraag
Wat is goed geschreven?
A
Lisa de Vries - de Groot
B
Lisa De Vries - De Groot
C
Lisa De Vries - de Groot
Slide 19 - Quizvraag
Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
Apple
Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
iPhone
Slide 20 - Tekstslide
Wat is goed geschreven?
A
pepsi max
B
Pepsi Max
C
Pepsi max
Slide 21 - Quizvraag
Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
Eindhoven
Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
Fransman
Limburgs dialect
Slide 22 - Tekstslide
Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
Noordelijke IJszee
Slide 23 - Tekstslide
Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Als je met de windstreek een cultureel, economisch of politiek gebied bedoelt, schrijf je een hoofdletter.
In het Nabije Oosten is de situatie erg gespannen.
Arme landen krijgen steun van het Westen.
Slide 24 - Tekstslide
Wat is goed geschreven?
A
Westelijke zeestroom
B
westelijke zeestroom
Slide 25 - Quizvraag
Wat is goed geschreven?
A
amstellaan
B
Amstellaan
Slide 26 - Quizvraag
Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
Koude Oorlog
Vaderdag
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter:
vaderdagontbijt
Slide 27 - Tekstslide
Regel 5: historische gebeurtenissen en kalendergebruiken
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
zaterdag
januari
Ook een historische periode krijgt geen hoofdletter.
renaissance
prehistorie
Slide 28 - Tekstslide
Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Religieuze en culturele stromingen en woorden die daarvan zijn afgeleid krijgen geen hoofdletter.
jodendom
jood
Maar heilige begrippen die bij de stroming horen wel.
God
Bijbel
Slide 29 - Tekstslide
Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Een woord dat is afgeleid van een heilig begrip krijgt geen hoofdletter.