4V Economie par. 6.3.2

6.19
De accijns bedraagt ...
A
€ 1,33
B
€ 2,-
C
€ 4,-
D
€ 5,33
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.19
De accijns bedraagt ...
A
€ 1,33
B
€ 2,-
C
€ 4,-
D
€ 5,33

Slide 1 - Quizvraag

6.19
Het afwentelpercentage = ...
A
1,33 / 2 x 100
B
1,33 / 4 x 100
C
1,33 / 5,33 x 100
D
1,33 / 8 x 100

Slide 2 - Quizvraag

Het afwentelingspercentage is het hoogst bij
A
producten met een prijselastische vraag
B
producten met een prijs- inelastische vraag
C
producten met een inkomenselastische vraag
D
producten met een inkomensinelastische vraag

Slide 3 - Quizvraag

De econoom schat de invloed van de prijs op de vraag zwakker dan de overheid en gaat dus uit van ........ prijselastische vraag.
De vraaglijn loopt dan  ............. dan die in bron 1.
Er wordt dan een   ......... deel van de heffing doorberekend in de prijs en de negatieve exterene effecten worden ...... beperkt.
meer
minder
steiler
vlakker
hoger
lager
meer
minder

Slide 4 - Sleepvraag

h.6.3: heffingen vervolg
de opbrengst van de heffing gaat ten koste van het totale surplus;
meestal brengt de overheid de opbrengst weer terug in de economie, bijvoorbeeld om negatieve externe effecten te compenseren;
per saldo is er welvaartsverlies: de Harberger driehoek


Slide 5 - Tekstslide

Heffingen
De aanbieder wil hogere prijs.
De aanbodslijn gaat omhoog.
De prijs stijgt (minder dan heffing)
Minder mensen kopen.
CS en PS is lager.
O is geld naar overheid.
WV is welvaartsverlies.

Slide 6 - Tekstslide

Het geel gearceerde vlak is
A
welvaartsverlies
B
heffingsopbrengst
C
subsidiebedrag
D
herverdeling surplus

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

De overheid geeft subsidie op bepaalde producten, zodat de prijs ...(1) gaat en de afzet ...(2) gaat
A
1 omlaag 2 omlaag
B
1 omlaag 2 omhoog
C
1 omhoog 2 omlaag
D
1 omhoog 2 omhoog

Slide 9 - Quizvraag

Door het verlenen een subsidie verschuift de aanbodlijn naar ...(1).
Dit wordt ook wel een verschuiving naar ...(2) genoemd

A
1 beneden 2 links
B
1 beneden 2 rechts
C
1 boven 2 links
D
1 boven 2 rechts

Slide 10 - Quizvraag

Wat is in deze figuur het
bedrag van de subsidie?

Slide 11 - Open vraag

h.6.3: subsidie
aanbodlijn verschuift naar rechts -> de evenwichtsprijs daalt en de afzet stijgt -> het totaal CS, PS stijgt

de producent ontvangt de marktprijs + de subsidie per product

de marktprijs daalt minder dan het subsidiebedrag

Slide 12 - Tekstslide

Het gele vlak staat voor ...
A
heffingsopbrengst
B
subsidie per product
C
totale subsidiebedrag
D
toename welvaart

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Subsidies
De aanbieder wil best lagere prijs.
De aanbodslijn gaat omlaag.
De prijs daalt (minder dan subsidie)
Meer mensen kopen.
CS is hoger met D+E
PS is hoger met A+B.
Belasting betaler betaalt A+B+C+D+E+F
C+F  is welvaartsverlies.

Slide 15 - Tekstslide

Subsidie
CS stijgt, PS stijgt
maar kosten voor overheid
Per saldo blijkt uit de figuren een verlies van doelmatigheid.

Maar welvaart is subjectief en er is een toename van bijv. gebruik zonnepanelen met als gevolg minder milieuvervuiling
Effect op welvaart hiervan niet vast te stellen

Slide 16 - Tekstslide

Hw.
Opgave 6.16

Slide 17 - Tekstslide