a: een taal die in een bepaalde streek wordt gesproken
b: voor het grootste gedeelte
c: heel plotseling
Slide 4 - Tekstslide
2.
Wat betekent aanvaardbaar?
a: familie zijn van
b: iets wat je kunt aannemen of accepteren
c: woorden maken van andere woorden
Slide 5 - Tekstslide
3.
Wat is het infinitief in de volgende zin?
Meester Peter is ons vandaag aan het filmen.
Slide 6 - Tekstslide
4.
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
Lataniya heeft zich vandaag verslapen.
Slide 7 - Tekstslide
5
Schrijf de persoonsvorm van deze zin op.
Slide 8 - Tekstslide
6.
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Ik geef mezelf een groot compliment voor deze leuke, frisse moderne les!
Slide 9 - Tekstslide
7.
Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Ik geef nu Robin de beurt.
Slide 10 - Tekstslide
8.
Welk woord kan je in een zin weglaten of erbij zetten voor het meewerkend voorwerp?
Slide 11 - Tekstslide
Hoeveel punten heb je gescoord?
Slide 12 - Tekstslide
morgen?
nieuwe woorden:
bizar, de dwaas, de uitdrukking, het gezegde, beschaafd, lyrisch zijn over, walgen van, de suggestie, bekakt, genant, tevens en iemand op het verkeerde been zetten