Rondje Nederland -n kaart

Rondje Nederland in kaart
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Rondje Nederland in kaart

Slide 1 - Tekstslide

Een ander woord voor een routeplanner in de auto is navigatiesysteem.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een voordeel van het gebruik van een navigatiesysteem?
A
je kunt beter ruzie maken
B
je kunt harder rijden
C
je kunt beter op het verkeer letten.
D
je kunt bellen tijdens het tijden

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een nadeel van een navigatiesysteem?
A
Hij vertelt wat je moet doen
B
Hij is klein
C
Als hij oud is kloppen de kaarten niet
D
Het licht maakt het makkelijk in het donker

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een satelliet?
A
Een hemellichaam dat in een vaste baan om een ster heen draait.
B
Een nieuw soort ruimtevaartuig waarmee astronauten om de aarde vliegen.
C
Een ruimtevaartuig waarmee astronauten naar de maan vliegen.
D
Een ruimtevaartuig zonder mensen dat buiten de dampkring om de aarde draait.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een windroos?
A
Een bloem
B
Een tekening met de windrichtingen

Slide 6 - Quizvraag

Waarvoor gebruik je een windroos?
A
Om te zien waar de kaart is gemaakt
B
Om de windrichtingen op een kaart te vinden
C
Om te achterhalen welke kant je op moet

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel windrichtingen staan er op een windroos?
Hoeveel windrichtingen
staan er op deze windroos?
A
4
B
8
C
12
D
16

Slide 8 - Quizvraag

Op een windroos wijst het ...... altijd naar de bovenkant
A
Zuid
B
West
C
Oost
D
Noord

Slide 9 - Quizvraag

Waarvoor is de windroos?
A
Om de windrichting te bepalen?
B
Om te kijken hoe je de kaart moet vasthouden?
C
Om te laten zien waar het noorden is op de kaart?
D
als versiering

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een kompas?
A
Hiermee kan je de zuidpool vinden.
B
Hiermee kan je het westen vinden.
C
Hiermee kan je de noordpool vinden.
D
Hiermee kan je het oosten vinden.

Slide 11 - Quizvraag

Een kompas wijst altijd het zuiden aan.
A
Waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Begrip: Schaalstok
A
Een stok waarmee je schaaldieren kunt vangen
B
Een schaal waarmee je aardbevinden kunt meten
C
Een lijst met de betekenis van kaarttekens en kleuren
D
Een maatstok waarmee je snel afstanden op een kaart kunt schatten of berekenen

Slide 13 - Quizvraag

De schaal geeft de vergroting van een kaart aan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de schaal van een kaart?
A
Een getal dat laat zien hoeveel een gebied op een kaart is vergroot.
B
Een getal dat laat zien hoeveel een gebied op een kaart is verkleind.

Slide 15 - Quizvraag

Wat laat de schaal van een kaart zien?
A
Hoeveel het gebied is vergroot
B
Hoeveel fruit erin past
C
Hoeveel een gebied is verkleind
D
Wat de legenda betekent

Slide 16 - Quizvraag

Op welke twee manieren kan de schaal op een kaart weergegeven worden?
A
Met kleuren en een legenda.
B
Met een schaalgetal en een schaalstok.
C
Met een schaalstok en een windroos
D
Met een legenda en een schaalgetal

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een nadeel van een navigatiesysteem?
A
Hij vertelt wat je moet doen
B
Hij is klein
C
Als hij oud is kloppen de kaarten niet
D
Het licht maakt het makkelijk in het donker

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent de licht
groene kleur op de
topografische kaart?
A
Loofbos
B
Boomgaard
C
Grasland met sloten
D
Bouwland met greppels

Slide 19 - Quizvraag

De kleur paars op een kaart van Nederland betekent vaak
A
bos
B
heide
C
weiland
D
akkerland

Slide 20 - Quizvraag