Form 2.1 + 2.2 Herhaling + 2.3

Planning
  • Opstarten;
  •  Herhaling Form 4.4;
  • Uitleg Form 4.5, 4.6;
  • Zelfstandig aan het werk
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Planning
  • Opstarten;
  •  Herhaling Form 4.4;
  • Uitleg Form 4.5, 4.6;
  • Zelfstandig aan het werk

Slide 1 - Tekstslide

Wat is incongruentie ook alweer?
In steekwoorden.
timer
1:30

Slide 2 - Open vraag

Is hier sprake van congruentie (goed) of incongruentie (fout)? Bijna tachtig procent van de Nederlanders noemt zich gelukkig.
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 3 - Quizvraag

Een groepje kinderen gingen gisteren naar het zwembad.
Welke stijlfout zit er in deze zin?
A
Congruentie
B
Incongruentie

Slide 4 - Quizvraag

Wat is inversie ook alweer?
In steekwoorden.
timer
1:30

Slide 5 - Open vraag

Is in de zin sprake van correcte of foutieve inversie?
Morgen wordt de nieuwe website officieel gelanceerd, maar vanaf vandaag is hij al zichtbaar voor medewerkers van het bedrijf
A
correcte inversie
B
foutieve inversie

Slide 6 - Quizvraag

Is in de zin sprake van correcte of foutieve inversie?
De nieuwe contracten zijn inmiddels door alle werknemers ondertekend en treden ze op 1 augustus in werking.
A
correcte inversie
B
foutieve inversie

Slide 7 - Quizvraag

Wat is samentrekking ook alweer?
In steekwoorden.
timer
1:30

Slide 8 - Open vraag

Veel sporters vonden het benauwd in de sporthal en wilden enkele deuren openzetten.
























De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.



A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal

Slide 9 - Quizvraag

Welke foutieve samentrekking?
''Zijn broek kostte tachtig euro, maar vind ik niet mooi.''
A
Verschil in grammaticale functie
B
Verschil in getal
C
Verschil in betekenis

Slide 10 - Quizvraag

Maken: H 4.2
Tijd: 10 minuten

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg 4.3: Dubbelop en door elkaar

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Dubbelop en door elkaar
- Een voorzetsel of een deel van een verwijswoord wordt twee keer gebruikt:
Weet jij waarvoor een buigtang voor wordt gebruik?




Slide 14 - Tekstslide

- Twee woorden van ongeveer dezelfde betekens:
Je moet verplicht een helm dragen.
Je moet helm dragen / je bent verplicht een helm te dragen


- Een werkwoord met een ontkenning wordt nog een keer ontkend.
Het is verboden hier geen fietsen te plaatsen.



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Tot slot wil ik als laatste iedereen bedanken.
Welk(e) woord(en) betekenen hetzelfde als 'tot slot'?
A
iedereen
B
bedanken
C
wil ik
D
als laatste

Slide 17 - Quizvraag

Deze auto bevat de laatste snufjes, zoals bijvoorbeeld een wifihotspot en een dodehoekcamera.

Welk(e) woord(en) betekenen hetzelfde als 'zoals'?

Slide 18 - Open vraag

De kok heeft de yogonaise en de pesto door elkaar gemengd.

Noteer de juiste zin.

Slide 19 - Open vraag

Verbeter onderstaande zin:

Als je in het restaurant wil eten, moet je van tevoren reserveren.

Slide 20 - Open vraag

Met een snelheidsbegrenzer wil je voorkomen dat mensen niet te hard rijden.



A
voorkomen
B
mensen
C
niet
D
te hard

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld

  • Toen hebben we toch even de hakken schrapgezet
    ("zich schrapzetten" × "de hakken in het zand zetten")

  • Kun jij dit voor mij uitprinten? 

Slide 23 - Tekstslide

En welke contaminatie (+ spelfout) zie je hier?

Slide 24 - Open vraag

Zelfstandig werken
Maak opdracht 1 t/m 7 van Formuleren H4.3. 


Slide 25 - Tekstslide