3 havo - 3 maart

3 havo- 3maart
  • Even herhalen beeldspraak: vergelijking - zuivere metafoor - personificatie - synesthesie
  • korte instructie H21 metonymie
  • maken/nakijken opdracht 1 en 2
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3 havo- 3maart
  • Even herhalen beeldspraak: vergelijking - zuivere metafoor - personificatie - synesthesie
  • korte instructie H21 metonymie
  • maken/nakijken opdracht 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak: vergelijking, metafoor, personificatie en metonymie
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
   figuurlijke betekenis.

- Goede beeldspraak maakt een tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 2 - Tekstslide

Vergelijking
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken.

De vijand kwam als een dief in de nacht
Hij ging er als een haas vandoor
Zij heeft een hart van goud
Zo rood als een kreeft

Slide 3 - Tekstslide

Metafoor
Het object wordt helemaal vervangen door het beeld. Metaforen kunnen ook werkwoorden zijn.

Het schip der woestijn (kameel)
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)

Ik brand van verlangen
Ze heeft hem met alle schulden laten zitten.

Slide 4 - Tekstslide

Personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon.

 

De zon streelde onze wangen

het gevaar loerde op elke hoek van de straat
papier is geduldig

Slide 5 - Tekstslide

Metonymie

Veel beeldspraak berust op een overeenkomst tussen object en beeld (vergelijking, metafoor). Beeldspraak kan ook een ander verband tussen object en beeld beschrijven:

 

Veel mensen willen meer blauw op straat (blauw = politie)

Toen hij het veld opkwam, juichte het stadion (stadion = publiek)
Mijn Nikes zijn helemaal nat geworden (Nikes = schoenen van het merk Nike)

Slide 6 - Tekstslide

Metonymie

De beeldspraak berust niet op een vergelijking, maar op een specifieke eigenschap van het object.

1   Je noemt een deel in plaats van het geheel

     Even de neuzen tellen
2  Je noemt het geheel in plaats van een deel
     Nederland moet nu eindelijk weer eens naar een EK.

Slide 7 - Tekstslide

Even de neuzen tellen.

Slide 8 - Tekstslide

Metonymie 
3    Je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp
      Hij won goud
4   Je noemt een aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het
      product dat daarmee verbonden is. 
     Ik eet het liefst Edammer


Slide 9 - Tekstslide

Metonymie 
5   Je noemt plaats/ruimte, maar je bedoelt de mensen die daar
      zijn. De zaal gaf een enorm applaus.
6    Je noemt de producent, maar je bedoelt het product:
      Mijn Nikes aantrekken
7   Je noemt de eigenschap, maar je bedoelt de persoon
     Die lange

Slide 10 - Tekstslide

Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 11 - Quizvraag

Onze Italiaanse buurvrouw Benedetta is echt een schat.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 12 - Quizvraag

Op haar nieuwe Koga fietste Jeanne in tien dagen naar Rome.
Op de vorige slide heb je een woord (of woorden) ingevuld. Wat voor beeldspraak was dat? Kies het juiste antwoord.
A
vergelijking
B
metafoor
C
metoniem

Slide 13 - Quizvraag

Oefenen

Even alle neuzen tellen!

Zij is als de wind, de zon en de maan

De draak heeft alweer mijn eten opgegeten!

De geuren proeven als rood en roze

Berend, het arme schaap, kreeg het niet voor elkaar

Het zonnetje lacht ons toe vandaag
metafoor
metonymia
personificatie
metafoor
synesthesie
metafoor
Synesthesie
verg. met als
synesthesie
metonymia
verg. zonder als
personificatie

Slide 14 - Sleepvraag

Hij verhuist naar een paradijs.
A
Metoniem
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie

Slide 15 - Quizvraag

Ruim die zwijnenstal eens op!
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 16 - Quizvraag

Nederland won het kampioenschap.
A
Metoniem
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie

Slide 17 - Quizvraag

Heb jij Ed Sheeran al gedownload?
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 18 - Quizvraag

Hij vindt de Haagse politiek net een poppenkast.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 19 - Quizvraag

Zo'n plasmascherm vreet stroom volgens de recensies.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 20 - Quizvraag

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking
D
-

Slide 21 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak herken je? De samenleving is ziek.
A
metafoor
B
metonymia
C
vergelijking
D
personificatie

Slide 22 - Quizvraag

'Zij zingt als een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie

Slide 23 - Quizvraag

'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
hyperbool
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymia

Slide 24 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak? Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.
A
personificatie
B
vergelijking
C
metafoor
D
-

Slide 25 - Quizvraag

De rechtse partijen eisen meer ASFALT van het kabinet.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 26 - Quizvraag

Mijn oude fiets SMEEKT om een grondige opknapbeurt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 27 - Quizvraag

Oranje heeft gunstig geloot voor het WK in 2020.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 28 - Quizvraag

Wat een WOLK VAN EEN BABY heeft dat jonge stel.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 29 - Quizvraag

Na de dood van zijn vrouw raakte hij aan de fles.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 30 - Quizvraag

Goede boeken zijn BRANDSTOF voor het brein.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 31 - Quizvraag

Hij vindt de Haagse politiek NET EEN POPPENKAST.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 32 - Quizvraag

De zakenman lag jarenlang overhoop met DE FISCUS.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 33 - Quizvraag