Herhaling - Schrijven p1 + p2

Herhaling - Schrijven p1 + p2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling - Schrijven p1 + p2

Slide 1 - Tekstslide

Je gebruikt informeel taalgebruik als je met bekende praat of schrijft.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Formele taal is onvriendelijker dan informele taal.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Het schrijfdoel van een tekst is altijd informeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Amuseren is nooit een hoofddoel van een tekst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

'Groetjes' is een goed voorbeeld van een formele afsluiting.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Het doel van een reclame is overtuigen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

In een persoonlijke e-mail moet je jezelf eerst voorstellen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Je mag spelfouten maken in een persoonlijke e-mail.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Bij een persoonlijke e-mail hoef je de onderwerpsbalk niet in te vullen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Je plaatst na de aanhef altijd een komma
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

'Beste' is een aanhef die je kan gebruiken bij een persoonlijke e-mail.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Bij een geschreven brief mist de ontvanger jouw emotie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

De hoofdgedachte schrijf je altijd in de eerste alinea.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Maanden schrijf je niet met een hoofdletter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Merken schrijf je meestal met een hoofdletter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Dagen van de week schrijf je niet met een hoofdletter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Een komma gebruik je voor voegwoorden (omdat, want, maar)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag


A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Geef bij de volgende zinnen aan of ze just of onjuist geschreven zijn.
Let op: hoofdletters en leestekens. Als de zin fout is, verbeter de zin dan ook.

Slide 20 - Tekstslide

Ik ben voor Az, maar mijn vader is voor Ajax.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Ali wil je A.U.B. laten weten of je komt?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Op zaterdag gaat Harm-Jan naar zijn opa in Barendrecht.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

De vlaaien die in zuid-Limburg worden gemaakt vind ik het lekkerst.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag