V4 - week 50

V4 - Woche 50
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 3-5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

V4 - Woche 50

Slide 1 - Tekstslide

Auf dem Tisch
Klaarleggen:
  • Arbeitsbuch + Fachbuch
  • Heft 
  • Stift

Slide 2 - Tekstslide

Auf dem Tisch
Klaarleggen:
  • Arbeitsbuch + Fachbuch
  • Heft 
  • Stift

Slide 3 - Tekstslide

Planung Stunde 2

Literatur: 
  • Fragen Tschick
  • Buch + Ballon Aufgaben mit nach Hause

Grammatik: Wechselpräpositionen + Aufgabe 35, 36, 37, 38, 39





Ziele



    Je kunt na een keuzevoorzetsel de juiste naamval bepalen. 


    Slide 4 - Tekstslide

    Tschick - Fragen über die ersten Kapitel
    • Maik hoort van zijn moeder dat ze morgen naar de 'beauty-farm' gaat. Wat bedoelt ze daarmee?

    •  Waarom krijgt Maik 200 euro van zijn vader?

    • Waarom is Maik volgens Tschick niet uitgenodigd op het feestje van Tatjana?

    • Waarom wil Tschick naar Walachije?

    Slide 5 - Tekstslide

  • voorzetsels 3e & 4e naamval  & 
  • der- Gruppe und ein-Gruppe
    Weißt du noch?

    Slide 6 - Tekstslide

    Vaste voorzetsels 3e naamval
    --> automatisch volgt 3e naamval
    mit =met
    nach = naar
    bei = bij
    seit = sinds
    von = van 
    zu = naar (personen), bij
    aus = uit
    außer = behalve
    entgegen = tegemoet
    gegenüber = tegenover
    Vaste voorzetsels 4e naamval
    --> automatisch volgt 4e naamval 
    durch = door
    für = voor
    ohne = zonder 
    um = om
    bis = tot
    gegen = tegen
    entlang = langs

    Slide 7 - Tekstslide

    der-Gruppe bestaat uit:
    1. de lidwoorden 
    2. dies-, jen, jed-, manch- welch-, solch-, all-

    M
    V
    O
    MV
    1e
    der 
    die 
    das 
    die 
    3e
    dem 
    der 
    dem 
    den ... n
    4e
    den 
    die 
    das 
    die 
    Help!
    Herhalen ein-Gruppe:
    zie de les over de 1e naamval & ein-Gruppe
    Voorbeelden DER- GRUPPE:
    Er geht mit dem Fugzeug (o) nach Spanien.
    Sind das die Eintrittkarten für die Vorstellung (v)?
    Nach dem Film (m) gehen wir gleich nach Hause. 








    Slide 8 - Tekstslide

    uitleg
    ein-Gruppe bestaat uit: 
    mijn - mein   
    jouw - dein    
    zijn - sein       
    haar - ihr 
    ons - unser
    jullie - euer
    uw - Ihr
    (g)een - (k)ein
    M
    V
    O
    MV
    1e
    ein
    eine
    ein
    keine
    3e
    einem
    einer
    einem
    keinen ... n
    4e
    einen
    eine
    ein
    keine
    Voorbeelden EIN-GRUPPE

    Ich gehe mit meinen Freunden (mv) zu einer Party (v). 

    Ohne seine Familie (v) hat er eine Reise gemacht. 

    Ich muss nachmittags zu einem Kochkurs (m)

    Slide 9 - Tekstslide

    Alles dreht sich nur um dein___ Freund (m).
    1. voorzetsel "um" = + 4e naamval
    2. zelfstandig nw "Freund" = mannelijk (der)
    3. dein => ein-Gruppe
    4. deinen

    Slide 10 - Tekstslide

    Ich habe dich mit (de) .... Hund (m) gesehen.
    A
    dem
    B
    der
    C
    den
    D
    die

    Slide 11 - Quizvraag

    Das Buch ist für (haar) .... Mann.
    A
    ihrer
    B
    ihre
    C
    ihren
    D
    ihrem

    Slide 12 - Quizvraag

    Zu (het)... Haus gehört ein großer Garten.
    A
    dem
    B
    der
    C
    den
    D
    die

    Slide 13 - Quizvraag

    Er hat was gegen (zijn).... Vorschlag (m).
    A
    seinem
    B
    seines
    C
    seiner
    D
    seinen

    Slide 14 - Quizvraag

    Er bekam ein Kompliment von .....(zijn) Lehrerin.
    A
    sein
    B
    seiner
    C
    seinem
    D
    seine

    Slide 15 - Quizvraag

    Die Wechselpräpositionen - Keuzevoorzetsels 

    Slide 16 - Tekstslide

    Slide 17 - Tekstslide

    Slide 18 - Tekstslide

    Slide 19 - Tekstslide

    Slide 20 - Tekstslide

    Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
    A
    dem
    B
    den
    C
    das
    D
    die

    Slide 21 - Quizvraag

    Antwoord + uitleg:
    Vertaald: Het boek ligt op de tafel.
    op = keuzevoorzetsel
    Je kunt vragen 'Waar ligt het schrift'
    Antwoord: ligt op de tafel. Dus 3e naamval.

    Dus: Das Buch liegt auf d... Tisch (m).
    3de naamval -> dem (3).

    Slide 22 - Tekstslide

    Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).
    A
    dem
    B
    den
    C
    der
    D
    das

    Slide 23 - Quizvraag

    Antwoord + uitleg:
    Vertaald: Het schrift valt op de grond.
    op = keuzevoorzetsel
    Het werkwoord 'vallen' is een beweging. --> Waarheen valt het schrift?
    Dus Akkustiv (4de naamval) mannelijk.

    Dus: Das Heft fällt auf den Boden (m).
    4e naamval --> den 

    Slide 24 - Tekstslide

    Noodregel => 7/2 Regel
    Als je géén waar, waarheen of wanneer kan vragen, pas je de 7/2-regel toe:
    • na auf en über +4
    • na an, neben, hinter, unter, in, zwischen en vor +3
    Beispiel: 
    Ich habe Angst vor dem Mann. (+3)
     Wir sprechen nicht gern über dieses Ereignis. (+4)
    Waarom heet het 7/2-regel?
    auf + über = 2 voorzetsels
    an, neben, hinter, unter, in, zwischen + vor = 7 voorzetsels

    Slide 25 - Tekstslide

    Grammatik - Wechselpräpositionen
    Machen: K2 Lek. 4 : Aufg. 36, 37, 38, 39
    Hilfsmittel: Grammatik (Vakboek) Paragraf 18
    Fragen oder Hilfe?: Melde dich bei der Lehrerin
    Zeit: diese Stunde 
    Fertig: 
    1. Lernen: Lernbox Lektion 6 (N-D)
    2. Lesen: Tschick 
    timer
    25:00

    Slide 26 - Tekstslide

    Nächste Stunde
    Overhoren: Vokabeln K7 
    Lesen: Tschick


    Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

    Slide 27 - Tekstslide

    H4 - Woche 48 - Stunde 3

    Slide 28 - Tekstslide

    Auf dem Tisch
    Klaarleggen:
    • Arbeitsbuch + Fachbuch
    • Heft 
    • Stift

    Slide 29 - Tekstslide

    Planung Stunde 2

    Weißt du noch? 






    Ziele




      Slide 30 - Tekstslide

      Nächste Stunde


      Schuif je stoel aan en laat het lokaal netjes achter.

      Slide 31 - Tekstslide