VT2b - Wednesday 24 Jan - unit 3.5 question tags

Welcome VT2b!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome VT2b!

Slide 1 - Tekstslide

Planning:
  • check your test
  • Example sentences + question
  • unit 3.2 grammar explanation: question tags
  • do: ex.      (unit 3.5)
  • Blooket
  • Homework (upcoming Wednesday)

Slide 2 - Tekstslide

Look at the following sentences:

You're 15 years old, aren't you?

She isn't at home, is she?

We were working really hard, weren't we?

Slide 3 - Tekstslide

Wat is je opgevallen aan deze zinnen?

Slide 4 - Woordweb

Aangeplakte vragen!
In het Engels noemen we dit question tags.

Slide 5 - Tekstslide

Question tags
Stel je wil iets zeggen, maar je weet niet zeker of het klopt, dan kan je gebruik maken van de question tags.
Je ben nu op school, nietwaar?
You are at school right now, aren't you?
Dit kan ook:
Je bent nu niet op shool, of wel?
You aren't at school right now, are you?

Slide 6 - Tekstslide

Als de hoofdzin "+" (BEVESTIGEND) is dan is aangeplakte vraag een "-" (ONTKENNEND).
voorbeeld:  He is strong, isn't he?

Is de hoofdzin "-" (ONTKENNEND) dan is de aangeplakte vraag "+" (BEVESTIGEND). voorbeeld: You aren't angry, are you?

Slide 7 - Tekstslide

question tags
Uitzondering bij I.
Als de hoofdzin bevestigend is, dan zet je bij de aangeplakte vraag aren't.
voorbeeld:
I am at home, aren't I?

Slide 8 - Tekstslide

Question tags met to have (got)
Bij het werkwoord to have houd je het simple net als bij to be. 
Voorbeelden: 
She has (got) her books, hasn't she?

She hasn't (got) her books, has she? 

Slide 9 - Tekstslide

Question tags met andere werkwoorden
Bij alle andere werkwoorden gebruik je op het einde do, don't, does of doesn't.  Voorbeelden:
He likes playing games, doesn't he? (je zegt dus NIET likesn't he)
He doesn't like playing games, does he?
We read  books, don't we?
We don't read books, do we?

Slide 10 - Tekstslide

She is happy, ...?
A
is she
B
isn't she
C
is not she
D
she is

Slide 11 - Quizvraag

They are at home, ...?
A
are they
B
are not they
C
aren't they
D
they are

Slide 12 - Quizvraag

I am not funny, ...?
A
am I
B
aren't I
C
is I
D
are I

Slide 13 - Quizvraag

I am a football player, ...?
A
am I
B
isn't I
C
is I
D
aren't I

Slide 14 - Quizvraag

You aren't in London right now, ...?
A
aren't you
B
are you
C
is you
D
am you

Slide 15 - Quizvraag

It isn't sleeping, ...?
A
isn't it
B
am it
C
aren't
D
is it

Slide 16 - Quizvraag

NOTEER DE HELE ZIN:
He is a fan of Marvel, ...?

Slide 17 - Open vraag

NOTEER DE HELE ZIN:
They aren't at home, ...?

Slide 18 - Open vraag

what are you going to do? ex.   (unit 3.5)
How are you going to do it? Individually?
Who can you ask for help? Teacher
Time it takes to finish?
Finished --> Check whether you have done all the exercises.

timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

Probeer één zin te maken met een question tag. Je mag zelf een zin bedenken. Houd het simpel!

Slide 20 - Woordweb