Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
Leerdoelen
Ik kan het verschil benoemen tussen een werkwoordelijk gezegde en een naamwoordelijk gezegde.
Ik kan een werkwoordelijk gezegde herkennen in een zin.
Ik kan een naamwoordelijk gezegde herkennen in een zin.
1 / 12
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
12 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Leerdoelen
Ik kan het verschil benoemen tussen een werkwoordelijk gezegde en een naamwoordelijk gezegde.
Ik kan een werkwoordelijk gezegde herkennen in een zin.
Ik kan een naamwoordelijk gezegde herkennen in een zin.
Slide 1 - Tekstslide
werkwoordelijk gezegde
<->
naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
. = werkwoordelijk gezegde
Zinnen waarin iemand iets
is
. = naamwoordelijk gezegde
Slide 2 - Tekstslide
werkwoordelijk gezegde
<->
naamwoordelijk gezegde
In het Nederlands heb je twee soorten zinnen.
Zinnen waarin iemand iets
doet
. = Ik geef les.
Zinnen waarin iemand iets
is
. = Ik ben docent.
Slide 3 - Tekstslide
WG NG
- DOE-zin
- Actie/handeling
- het OW
DOET
iets
- alleen maar werkwoorden
- ZIJN-zin
- een vorm van zijn (KWW)
- Het OW
IS
iets
- bestaat uit werkwoorden
én naamwoorden (ZN of BN
--> eigenschap/kenmerk
van het OW)
- Het naamwoordelijk gezegde koppelt een eigenschap aan het onderwerp.
Slide 4 - Tekstslide
De leerling is boos geworden.
Naamwoordelijk of werkwoordelijk?
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 5 - Quizvraag
koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen
(heten, dunken, voorkomen)
Slide 6 - Tekstslide
Voor veel leerlingen blijft grammatica een moeilijk onderdeel.
Naamwoordelijk of werkwoordelijk?
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 7 - Quizvraag
Sophie bleef na de les nog even zitten.
Naamwoordelijk of werkwoordelijk
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde
Slide 8 - Quizvraag
En nu
Ga eens staan.
Spring eens op je plek.
Slide 9 - Tekstslide
En nu
Ga eens staan.
Spring eens op je plek.
Doe je nu iets of ben je nu iets?
Slide 10 - Tekstslide
En nu
Ga eens staan.
Spring eens op je plek.
Doe je nu iets of ben je nu iets?
Je doet iets --> springen.
Slide 11 - Tekstslide
En nu
Ga eens staan.
Spring eens op je plek.
Doe je nu iets of ben je nu iets?
Je doet iets --> springen.
Nu je weer zit, ben je iets --> moe van het springen.
Slide 12 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
Oktober 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
November 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
Augustus 2023
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde
November 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
H.2 Naamwoordelijk gezegde
Oktober 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
2hv Grammatica zinsdelen H2 - NG
Maart 2022
- Les met
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H1.7 - Naamwoordelijk gezegde
December 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3
naamwoordelijk gezegde 2
15 dagen geleden
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1-3