Bespreken opdrachten 6.1

Mondeling + Bespreken opdrachten
https://wheelofnames.com/nl/

Opdracht 1 t/m 11 .

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Mondeling + Bespreken opdrachten
https://wheelofnames.com/nl/

Opdracht 1 t/m 11 .

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1: Wat moet er worden ingevuld bij [ 1 ] en [ 2 ]?
[ 1 ]
[ 2 ]

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 1: Wat moet
er worden ingevuld
bij [1] en [2]?
[ 1 ]
[ 2 ]
[ 2 ]
A
[1] = zuurstof [2] = voedsel
B
[1] = voedsel [2] = zuurstof
C
[1] = licht [2] = zuurstof
D
[1] = voedsel [2] = licht

Slide 3 - Quizvraag

Vraag 2b.
Behoort een wolf tot een bioom, biotoop, ecosysteem en levensgemeenschap?
A
NEE op alles
B
wel tot een ecosysteem en levensgemeenschap
C
JA op alles, behalve de biotoop
D
JA op alles

Slide 4 - Quizvraag

Vraag 2c (blz 199).
Combineer elk niveau van de ecologie
met de juiste omschrijving.
A
A=5, B=4, C=1, D=3 en E=2
B
A=4, B=1, C=5, D=3 en E=2
C
A=4, B=5, C=1, D=3 en E=2
D
A=4, B=5, C=1, D=2 en E=3

Slide 5 - Quizvraag

Vraag 2d.
Wat is de juiste volgorde van de niveaus van de ecologie van klein naar groot?
A
individu - populatie - ecosysteem - levensgemeenschap - bioom - biosfeer
B
individu - populatie - levensgemeenschap - ecosysteem - biosfeer - bioom
C
populatie - individu - levensgemeenschap - ecosysteem - bioom - biosfeer
D
individu - populatie - levensgemeenschap - ecosysteem - bioom - biosfeer

Slide 6 - Quizvraag

Opdracht 4b.
- De GROOTSTE hoeveelheid energierijke stoffen vind je in de schakel:


A
Gras
B
Koe
C
Mens
D
Even veel in alle 3.

Slide 7 - Quizvraag

Opdracht 7.
In het Texelse duingebied komt een aantal meertjes voor (zie afbeelding 12). Hierin leven onder andere algen, stekelbaarsjes, waterkevers, waterplanten en watervlooien.
- Maken de organismen in één meertje deel uit van dezelfde levensgemeenschap?
- En is één zo'n meertje een ecosysteem?

A
- Nee - Nee
B
- Nee - Ja
C
- Ja - Nee
D
- Ja - Ja

Slide 8 - Quizvraag

Opdracht 8.
Cygnus columbianus bewickii is in Nederland bekend onder de naam kleine zwaan. Elk najaar trekken er duizenden kleine zwanen uit Rusland naar West-Europa om te overwinteren. De zwanen vliegen honderden kilometers, waarna ze sterk vermagerd aankomen. In twee tot drie weken eten ze zich weer helemaal vol. Ze voeden zich vooral met de wortelknolletjes van het schedefonteinkruid (een waterplant).
Noteer de voedselketen die in de tekst wordt beschreven.
A
Kleine zwaan --> Schedefonteinkruid
B
Kleine zwaan --> Wortelknolletjes
C
Schedefonteinkruid --> Kleine zwaan
D
Wortelknolletjes--> Kleine zwaan

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht 9b.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw stierven veel zeevogels. Ook dreigden de zeehonden in de Waddenzee uit te sterven. Doodsoorzaak was een zeer hoog gehalte aan diverse giftige stoffen in het lichaam, zoals pcb’s (stoffen uit plastics en elektronische apparatuur), DDT en kwik. Leg uit waarom juist zeevogels en zeehonden stierven als gevolg van deze gifstoffen.
A
De zeevogels en zeehonden zijn extra vatbaar voor deze gifstoffen.
B
De zeevogels en zeehonden staan boven aan de voedselketen.
C
Andere dieren in de zee nemen deze gifstoffen niet op.
D
Zeevogels en zeehonden eten vis. De gifstoffen komen alleen in de vis terecht.

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht 11b.

Leg uit waarom de Veluwe wel een ecosysteem is, maar geen bioom.
A
De Veluwe bevat geen abiotische factoren en een bioom wel.
B
De Veluwe bevat geen biotische factoren en een bioom wel.
C
De Veluwe heeft geen eigen klimaat en een bioom wel.
D
De Veluwe heeft geen levensgemeenschappen en een bioom wel.

Slide 11 - Quizvraag

Mededelingen teamleider
  • Je komt alleen in de bespreekzone met 1x4 en 2x5 als gemiddelde over alle vakken (zonder LO) een 6.0 is.
  • Als je NIET in de bespreekzone komt en moet doubleren, bepaalt de vergadering of het V3 of H3 wordt.
  • Kies je natuurkunde met wiskunde A, dan moet je een 7 staan op natuurkunde of de docent moet een positief advies geven.
    Wil je toch natuurkunde, dan moet je wiskunde B kiezen. 
  • Volgende week donderdag ga ik het laatste kwartier van de les het ontwikkelgesprek voorbereiden met alle leerlingen die aangemeld zijn. 

Slide 12 - Tekstslide

6.2 Voedselrelaties en kringlopen
- Je weet wat fotosynthese en verbranding is en welke organismen aan fotosynthese en verbranding doen.
- Je kunt de schakels in een voedselweb benoemen.
- Je kunt het verschil tussen autotrofe en heterotrofe organismen benoemen.

Slide 13 - Tekstslide

Fotosynthese (assimilatie)
  • In bladgroenkorrels van plantencellen.
  • Fotosynthese: H2O + CO2 + licht -> glucose + O2
  • Opname van water via de wortels en CO2 via de huidmondjes.
  • Planten zijn producenten en autotroof: maken eigen voedsel.
  • Planten zijn altijd de 1e schakel in een voedselweb
    of voedselketen.
  • Van de glucose kunnen (m.b.v. mineralen) planteiwitten
    en vetten gemaakt worden.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is NIET nodig voor fotosynthese?
A
Zonlicht
B
Water
C
Glucose
D
Koolstofdioxide

Slide 15 - Quizvraag

Wat kunnen planten
NIET van glucose maken?
A
Cellulose (= grote koolhydraat)
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Stikstof

Slide 16 - Quizvraag

Verbranding (dissimilatie)
  • In cellen van alle organismen.
  • Verbranding: glucose + O2 -> H2O + CO2 + energie
  • Consumenten van de 1e orde: planteneters.
  • Consumenten, afvaleters en reducenten hebben brandstoffen nodig.
  • Koolhydraten, eiwitten en vetten zijn organische stoffen (energierijk).
  • Reducenten kunnen van organische stoffen mineralen maken. 
  • Producenten gebruiken mineralen (= anorganische stof) om planteiwit te maken -> assimilatie (opbouwen van stoffen).

Slide 17 - Tekstslide

Welke termen horen
bij de pijlen 1, 2 en 3?
1
2
3
A
1 = fotosynthese 2 = verbranding 3 = verdamping
B
1 = fotosynthese 2 = verbranding 3 = verbranding
C
1 = verbranding 2 = verbranding 3 = fotosynthese
D
1 = verbranding 2 = verdamping 3 = verbranding

Slide 18 - Quizvraag

Welke uitspraak klopt NIET?
A
Water is nodig voor stevigheid van cellen.
B
Voor verbranding is energie nodig.
C
Schimmels en bacteriën doen aan verbranding.
D
Stikstofzouten (mineralen) zitten in de grond.

Slide 19 - Quizvraag

Welke rol spelen bacteriën en schimmels in
de kringloop van stoffen?
A
Ze doen aan fotosynthese
B
Ze zorgen dat niet biologisch afbreekbaar afval weer wordt opgeruimd
C
Ze zorgen er voor dat voedingsstoffen uit afval weer beschikbaar komen voor planten
D
Ze zijn consumenten

Slide 20 - Quizvraag

Neem over in je schrift:

Autotroof
 (producenten)= zelfvoedend
Organismen die anorganische stoffen kunnen omzetten in organische stoffen. Dus fotosynthese!!

Heterotroof (consumenten/afvaleters/reducenten)= andersvoedend
Organismen die organische stoffen moeten eten om aan hun organische stoffen te komen.

Organische stoffen (koolhydraten, eiwitten, vetten)= energierijk
Anorganische stoffen (water, mineralen, O2, CO2)= energiearm

Fotosynthese (in bladgroenkorrels): H2O + CO2 + licht -> glucose + O
Verbranding (in alle cellen): glucose + O2 -> H2O + CO+ energie

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk
Leer paragraaf 6.2! 
Volgende week dinsdag overhoring.
Maak van paragraaf 6.2 opdracht 1 t/m 5 .

Slide 22 - Tekstslide