In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Week 43
Paragraaf 8.4 Eenheden van snelheid
Leerdoel: Ik ken snelheid omrekenen
Maken § 8.4:
opdracht 53, 54, 56, 57, 59, 60, 61, 63 en 64
Slide 1 - Tekstslide
Bart loopt 2,1 km in 12 minuten. Hoeveel km is dat in 1 uur?
A
0,42 km/uur
B
10,5 km/uur
C
5,7 km/uur
D
9,9 km/uur
Slide 2 - Quizvraag
Snelheid omrekenen
Slide 3 - Tekstslide
Voorbeeld opgave
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeeld opgave vervolg
Slide 5 - Tekstslide
60 minuten
3600 seconden
60 seconden
900 seconden
10800 seconden
1 uur =
1 uur =
1 minuut =
15 minuten =
3 uur =
Slide 6 - Sleepvraag
3600 seconden
3360 seconden
6990 seconden
1 uur
56 minuten
1 uur 56 minuten en 30 seconden
Slide 7 - Sleepvraag
In de afbeelding zie je de tijd van de finishfoto van de Ethiopische atlete Tadelech Bekele bij de marathon van Rotterdam. Bereken haar tijd in seconden.
Slide 8 - Open vraag
Roland schaatst de 500 meter in 44,8 seconden. Je gaat de snelheid in m/s berekenen. Welke berekening hoort hierbij?
A
44,8 : 500
B
500 : 44,8
Slide 9 - Quizvraag
Roland schaatst de 500 meter in 44,8 seconden. Bereken zijn snelheid in km/uur. Rond af op 1 decimaal. Schrijf je berekening op.