Hoofdstuk 2 les 3

1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag is het Black Friday!
Maar wat is Black Friday nou eigenlijk?

Slide 2 - Tekstslide

Wie wacht tot vandaag om iets te kopen/bestellen omdat het dan goedkoper is?
A
Ja, ik.
B
Nee, echt niet.
C
Wat is er vrijdag dan? Ik snap het niet!

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

We beginnen makkelijk. Een spijkerbroek kost € 100. Wanneer ben je voordeliger uit?
A
15% korting
B
Kortingsbon van € 25

Slide 5 - Quizvraag

De shirts zijn in de aanbieding. Wanneer ben je met drie stuks voordeliger uit?
A
45% korting per stuk
B
3 halen 2 betalen

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Een fles shampoo kost € 2,20. Bij iedere vijf flessen krijg je de zesde gratis. Wat ben je kwijt als je twaalf flessen wilt hebben?
A
€ 11,00
B
€ 22,00
C
€ 26,40

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Je koopt een televisie van € 499 en een digitale camera van € 360. Wanneer ben je voordeliger uit?
A
Een coupon voor 20% korting op het goedkoopste artikel.
B
Op alle artikelen 10% korting.

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Je koopt voor je vader/opa een scheerapparaat. De adviesprijs is
€ 69,99. Wanneer ben je voordeliger uit?
A
Aanbieding van € 69,99 voor € 33,89
B
Aanbieding 50% korting.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

  • Huiswerk
  • Introductie hoofdstuk 2 paragraaf 3
  • Aan de slag met hoofdstuk 2 paragraaf 3
  • Wat hebben we geleerd vandaag?
  • Afsluiting

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Wat voor consument ben jij?

2.1 Samen sta je sterker
2.2 Waar heb je recht op?
2.3 Hoe wil je wonen?
2.4 Wat doe jij voor het milieu?

Slide 16 - Tekstslide

  • Je kunt uitleggen wat de woningmarkt is.
  • Je kunt vaststellen of je als huurder recht hebt op huurtoeslag.
  • Je kunt kosten noemen waarmee je te maken hebt als je een huis koopt.
  • Je kunt uitleggen wat een hypothecaire lening is.
  • Je kunt voorbeelden noemen van gemeentelijke belastingen.

Slide 17 - Tekstslide

Noem een voordeel van een huurwoning ten opzichte van een koopwoning.

Slide 18 - Open vraag

Noem een nadeel van een huurwoning ten opzichte van een koopwoning.

Slide 19 - Open vraag

Woningmarkt
Totaal van alle woningen die te koop staan en alle mensen die op zoek zijn naar een woning. 
Markt voor huurwoningen
Markt voor koopwoningen

Slide 20 - Tekstslide

Hoe gaat het op dit moment met de woningmarkt. Maak eens een screenshot van een krantenartikel waaruit dit blijkt.

Slide 21 - Open vraag

Een huis huren
Huurdersovereenkomst.
Huurtoeslag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Ga de komende 10 minuten aan de slag met opgave 1 t/m 6 van paragraaf 2.3

Klaar? lees de tekst op blz. 48/49 goed door en werk verder.
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Een huis kopen
Kosten koper
- Notariskosten
- Overdrachtsbelasting

Slide 25 - Tekstslide

Geld lenen om een huis te kopen?

Hypothecaire lening
Onderpand

Slide 26 - Tekstslide

Gemeentelijke belastingen
OZB (alleen koopwoning)
Rioolheffing
Afvalstoffenheffing
Hondenbelasting (alleen als je een hond hebt)

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

  • Je kunt uitleggen wat de woningmarkt is.
  • Je kunt vaststellen of je als huurder recht hebt op huurtoeslag.
  • Je kunt kosten noemen waarmee je te maken hebt als je een huis koopt.
  • Je kunt uitleggen wat een hypothecaire lening is.
  • Je kunt voorbeelden noemen van gemeentelijke belastingen.

Slide 29 - Tekstslide

Wat is huurtoeslag ?
A
Is een financiële bijdrage van de overheid waarmee je een deel van de huur kunt betalen
B
Een financiële bijdrage van de bank
C
Is een financiële bijdrage van de bank waarmee je een deel van de huur kunt betalen
D
Is een financiële ondersteuning van de overheid

Slide 30 - Quizvraag

Achter de vraagprijs van een woning staat vaak Kosten Koper (K.K.)
Wie moet dit betalen?
A
de makelaar
B
de huurder
C
degene die het huis verkoopt
D
degene die het huis koopt

Slide 31 - Quizvraag

Welke soort gemeentelijke belasting hoort bij de afbeelding?
A
rioolheffing
B
hondenbelasting
C
afvalstoffenheffing
D
onroerendezaakbelastingen (OZB)

Slide 32 - Quizvraag

Welke soort gemeentelijke belasting hoort bij de afbeelding?
A
rioolheffing
B
hondenbelasting
C
afvalstoffenheffing
D
onroerendezaakbelastingen (OZB)

Slide 33 - Quizvraag

Welke soort gemeentelijke belasting hoort bij de afbeelding?
A
rioolheffing
B
hondenbelasting
C
afvalstoffenheffing
D
onroerendezaakbelastingen (OZB)

Slide 34 - Quizvraag

Welke soort gemeentelijke belasting hoort bij de afbeelding?
A
rioolheffing
B
hondenbelasting
C
afvalstoffenheffing
D
onroerendezaakbelastingen (OZB)

Slide 35 - Quizvraag

Sleep de juiste begrippen naar de juiste plek. 
Koopwoningen
Sociale sector woningen
vrije sector woningen
huurwoningen

Slide 36 - Sleepvraag

Uit welke 2 soorten kosten bestaan de kosten koper (k.k)?
A
btw en overdrachtsbelasting
B
overdrachtsbelasting van 2% en advocaatkosten
C
advocaatkosten en btw
D
notariskosten, 2% overdrachtsbelasting en btw

Slide 37 - Quizvraag

Huiswerk voor de volgende les

§2.3 af, ga hier nu mee verder. 

Klaar?
Maken rekenopgave hoofdstuk 2

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide