Het vak economie bestudeert hoe mensen ____A____ proberen te bevredigen door middelen van ____B____ goederen. Om in die behoeften te voorzien zijn ___C___ nodig. Als je in je behoeften voorziet door het kopen van goederen en/of diensten, noem je dit ___D___ . ___E___ zijn goederen die consumenten gebruiken. Als goederen gebruikt worden voor de productie van iets, dan noemen we dit ___F___ .