H3 Op stoom

Paragraaf 1
Koning en rijke burgers
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1
Koning en rijke burgers

Slide 1 - Tekstslide



Voor 1815 hoort Nederland bij Frankrijk.

Napoleon is keizer. 

Slide 2 - Tekstslide

In 1815 wordt Napoleon verslagen.

Slide 3 - Tekstslide

Na de Franse bezetting werden België en Nederland samen één land:

Het Verenigd koninkrijk der Nederlanden.

Slide 4 - Tekstslide

Willem I
Willem I was de koning,
maar luisterde niet naar de ministers en
volksvertegenwoordigers.



Slide 5 - Tekstslide

Willem I: De koopman koning
Willem I deed veel voor de handel in zijn koninkrijk, zoals: 

  • Hij liet spoorlijnen en kanalen bouwen,
  • Het gebruiken van de eerste stoomtrein!
  • Nederlandse handelsmaatschappij --> Handel met Indonesië.




Slide 6 - Tekstslide

Er zijn verschillen tussen Belgie en Nederland. Dit zorgde voor problemen.

Belgie:  
  • Vlaams/Frans 
  • Meeste mensen katholiek 




Nederland: 
  • Nederlands 
  • Meeste mensen protestants 
  • Willem I trekt Nederland voor.

Slide 7 - Tekstslide

1830


Belgie komt in opstand en wordt onafhankelijk in 1830.


Slide 8 - Tekstslide

Willem I had (te) veel macht!

Hij luisterde niet naar  ministers en volksvertegenwoordigers. 



Slide 9 - Tekstslide

Toen zijn zoon Willem II koning werd, 
vroeg een groep rijke burgers (de liberalen) of de volksvertegenwoordigers meer macht konden krijgen. 



Slide 10 - Tekstslide

Liberalen wilden:
-  Meer vrijheid.
- Minder macht voor de koning.
- Meer macht voor ministers en volksvertegenwoordigers.

Slide 11 - Tekstslide

Overal in Europa waren revoluties tegen koningen. 

Willem II gaf de liberalen hun zin.

Slide 12 - Tekstslide

1848 
Meneer Thorbecke schreef de grondwet. Hierin stond dat:

  • Ministers beslisten over wetten en maakten nieuwe wetten.
  • Een nieuwe wet moest worden goedgekeurd door de Tweede Kamer.
  • Alleen rijke mensen mochten stemmen. 

Slide 13 - Tekstslide

Paragraaf 2 
Zwoegen en zweten

Slide 14 - Tekstslide

Industriële 
revolutie
- Fabriek bij rivier of spoorlijn. 
- Arbeiders kwamen dichtbij de fabriek wonen. 
Urbanisatie: Doordat er meer mensen in de stad gaan wonen, groeit de stad.

Slide 15 - Tekstslide

In de fabriek:
- Lage lonen
- Lange werkdagen 
- Veel ongelukken
- Niet doorbetaald bij ziekte
- Kinderarbeid

Slide 16 - Tekstslide

Arbeiderswijk
- Kleine huizen
- Vieze straten, dat kwam door: 
- Er was geen riolering.  
- Vuilnis werd niet opgehaald. 
Gevolg: Veel ziektes.


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Paragraaf 3
De strijd van de arbeiders

Slide 19 - Tekstslide

Samen sta je sterk
Arbeiders willen:
  • Meer loon. 
  • Minder werkuren. 
  • Meer veiligheid in de fabrieken.

Slide 20 - Tekstslide

Dit doen ze in vakbonden:
Samen staan ze sterk!

Iedereen staat een klein gedeelte van zijn loon af. Dit wordt gebruikt als uitkering als iemand ziek is of zij gaan staken. 




Slide 21 - Tekstslide

Sociale wetten: 
  • Kinderwetje 
  • Werkdag van 8 uur 
  • Veiligheid in fabrieken 
  • Meer loon 

Slide 22 - Tekstslide

Er is ook een 
politieke partij
Sociaal Democratische Arbeiders Partij: S.D.A.P. >

  • Ze willen algemeen kiesrecht: Alle mannen mogen stemmen.



Slide 23 - Tekstslide

Feministen:


Aletta Jacobs strijdt voor gelijke rechten voor vrouwen. 

  • Vrouwen mogen nu ook stemmen. 



Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Paragraaf 4
De kolonie Nederlands-Indië.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Nederlands-Indië
Eerst handelde de V.O.C. met Nederlands-Indië.

Indonesiërs mochten niks verkopen aan andere landen. 

Slide 28 - Tekstslide

Na 1815
Werd Nederland de baas over heel Indonesië.

Veel Nederlanders gingen daar wonen. 

Slide 29 - Tekstslide

Nationalisme

Wanneer je trots bent op jouw eigen land, geschiedenis en cultuur. 


Slide 30 - Tekstslide

Imperialisme

Europese landen wilden zo veel mogelijk gebieden veroveren, met name in Afrika. Een veroverd gebied was dan een kolonie.

Slide 31 - Tekstslide

Kolonies
Kolonies waren belangrijk voor de grondstoffen, daarvan producten te maken en deze dan te verkopen. 

Bijvoorbeeld: 
Engeland haalde katoen uit India. In fabrieken werd kleding gemaakt van katoen. Deze kleding werd verkocht in India.

Slide 32 - Tekstslide

Willem I

Cultuurstelsel:
Indische boeren moesten 1/5e deel van hun oogst aan de Nederlanders geven. 



Slide 33 - Tekstslide

De Indische boeren werden slecht behandeld.
Er werd een boek over geschreven. Veel Nederlanders vonden het erg wat er gebeurde in Nederlands-Indië . 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Na 1870:
Het cultuurstelsel verdween en er werden scholen en wegen gebouwd in Nederlands-Indië. 

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video