Stepping Stones Recap Chapter 5

Chapter 5 

Words/Stones/Grammar
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Chapter 5 

Words/Stones/Grammar

Slide 1 - Tekstslide

Today's goals



I know all the words from chapter 5
I know how to translate sentences from Dutch to English
I can use the present simple/present continuous

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Camping in the mountains is so peaceful. Peaceful = ................

Slide 4 - Open vraag

I saw a lizard resting on a stone. Lizard = ................

Slide 5 - Open vraag

We found a shelter to protect us from the rain.
shelter = ............

Slide 6 - Open vraag

I have to groom my dog. To groom= ..................

Slide 7 - Open vraag

Vertaal het volgende woord in het Engels. Waterbakje

Slide 8 - Open vraag

zadel

Slide 9 - Open vraag

platteland

Slide 10 - Open vraag

soorten

Slide 11 - Open vraag

dierentuin

Slide 12 - Open vraag

schildpad

Slide 13 - Open vraag

Stones zinnen

Slide 14 - Tekstslide

Vertaal deze zin:
Is je huisdier schattig of niet?

Slide 15 - Open vraag

Vertaal deze zin:
Is je cavia lui?

Slide 16 - Open vraag

Vertaal deze zin:
Hoe overleven ze de kou?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide


Present Simple
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor de present simple?
A
now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 20 - Quizvraag


Wat is de regel van de present simple?
A
hele ww+ - ed
B
shit = she/he/it hele ww+ -s
C
hele ww+-ing

Slide 21 - Quizvraag

Pick the example of the present simple.
A
I was walking in the park.
B
I walked in the park yesterday.
C
I walk in the park every day.
D
I am walking in the park right now.

Slide 22 - Quizvraag


Present Continuous
Wanneer gebruik je de Present Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor de present continuous?
A
now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ - ed
B
shit = she/he/it hele ww+ -s
C
hele ww+ -ing
D
vorm van to be + hele ww + ing

Slide 25 - Quizvraag

Pick the example of the present continuous.
A
I was walking in the park.
B
I walked in the park.
C
I walk every day.
D
I am walking in the park right now.

Slide 26 - Quizvraag

I understand everything!
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll