In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Signaalwoorden
H3
Slide 1 - Tekstslide
Prefixes
Prefixes zet je vóór een woord. - voorvoegsel
Voorvoegsels kun je aan een woord toevoegen, waardoor de betekenis verandert. De meest voorkomende voorvoegsels vind je hieronder. Wanneer je deze voorvoegsels kent, zul je beter betekenissen van woorden kunnen bepalen zonder een woordenboek te gebruiken.
Slide 2 - Tekstslide
Prefixes
non- / un- / im- / il- / ir- / in-
Geven een woord een tegenovergestelde betekenis.
re-
betekentopnieuw (again)ofterug (back)
mis- / dis-
geven een negatieve of tegenovergestelde betekenis aan een woord.
Maar er zijn er nog veel meer... Check de lijst!
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Woordquiz
Slide 6 - Tekstslide
"He will not return ........ we get back," he said quickly.
A
thus
B
before
C
hence
D
because
Slide 7 - Quizvraag
I expect you to repay me ...... it's sold.
A
moreover
B
in addition
C
hence
D
once
Slide 8 - Quizvraag
We went to bed and slept .........morning.
A
otherwise
B
until
C
whereas
D
despite
Slide 9 - Quizvraag
"I'm sorry I didn't get up .........," Carmen said.
A
earlier
B
since
C
thus
D
hence
Slide 10 - Quizvraag
Everybody is going on the trip, *except* for Jimmy.
Slide 11 - Open vraag
He is a hard worker, *whereas* his brother could not be lazier!
Slide 12 - Open vraag
The teacher hit a student, *therefore* he was fired.
Slide 13 - Open vraag
The Dutch team lost, *but* next time they will be World Champion.
Slide 14 - Open vraag
False friends
Woorden die sterk lijken of (bijna) hetzelfde geschreven worden als Nederlandse woorden. MAAR: deze woorden hebben een heel andere betekenis! Trap er dus niet in…