Taalverzorging samenstellingen

Taalverzorging
Samenstellingen schrijven
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging
Samenstellingen schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?
Een samenstelling is een woord dat uit twee of meer woorden bestaat. Om duidelijk te maken dat die woorden bij elkaar horen en samen een nieuw woord vormen, schrijf je ze aan elkaar. 
Zonder spatie: mode + trend = modetrend
donker + groen = donkergroen

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf eens 3 zelfbedachte samenstellingen op...

Slide 3 - Open vraag

Streepje zetten
Soms moet je een streepje zetten.
Dit doe je om klinkerbotsing te voorkomen als twee klinkers samen een nieuwe klank vormen.
Bijvoorbeeld: 
reclame  + inkomsten = reclame-inkomsten
Anders krijg je: reclameinkomsten
Maar wel: vakantieadres (je krijgt geen nieuwe klank)

Slide 4 - Tekstslide

Wat moet het zijn:
schade + expert
A
schadeexpert
B
schade-expert

Slide 5 - Quizvraag

Wat moet het zijn?
make + up
A
make-up
B
makeup

Slide 6 - Quizvraag

Wat moet het zijn?
woede + uitbarsting
A
woedeuitbarsting
B
woede-uitbarsting

Slide 7 - Quizvraag

Streepje
Samenstelling met een cijfer/symbool:            18-jarige, $-teken
Samenstelling met afkorting:                                usb-stick, e-mail
Samenstelling met letter(vorm, categorie):    A-merk, T-shirt
Ak-namen met windrichting:                                 Amsterdam-Zuid
                                                                                             Utrecht-Centrum
Samenstelling bij moeilijke leesbaarheid:      stress-situatie

Slide 8 - Tekstslide

Vul in:
De politie ... de boeven te vangen(proberen, tt.)
A
probeerd
B
probeert
C
probeerdt
D
probeerde

Slide 9 - Quizvraag

Vul in:
Ik ... vandaag niet zo goed met mijn kleding (matchen, tt.)
A
match
B
matcht
C
matchte
D
matchde

Slide 10 - Quizvraag

Vul in:
Er werd een speciale wedstrijd voor de spelers ... (organiseren).
A
georganiseerdt
B
georganiseren
C
georganiseert
D
georganiseerd

Slide 11 - Quizvraag

Vul in:
De ... ruïne is niet meer toegankelijk voor publiek (instorten).
A
instortte
B
ingestortte
C
ingestorte
D
ingestorten

Slide 12 - Quizvraag

Vul in:
De wervelstorm ... het gebied.
Het ... gebied werd niet meer geopend.
(verwoesten)
A
verwoestte, verwoestte
B
verwoeste, verwoestte
C
verwoeste, verwoeste
D
verwoestte, verwoeste

Slide 13 - Quizvraag

Ga verder met je studiemeter...
Klaar?
- Boekverslag
- Presentatie voorbereiden

Slide 14 - Tekstslide