SE-Leesvaardigheid

leesvaardigheid tips & trics 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

leesvaardigheid tips & trics 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is skimmen?
A
De vraag lezen en het antwoord kiezen
B
raden wat het moeilijke woord zou kunnen betekenen
C
naar de tekst kijken zonder deze te lezen zodat je ong. weet waar de tekst over gaat
D
gericht zoeken naar de antwoorden op de vragen

Slide 2 - Quizvraag

SKIMMEN
Voordat je een tekst gaat lezen en de vragen gaat beantwoorden moet je eerst de tekst bekijken. 

Je leest de titel en de tussenkopjes. Je bekijkt de plaatjes en de bron. Je leest de eerste zin van de eerste alinea en laatste zin van de laatste alinea. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is scannen?
A
De vraag lezen en het antwoord kiezen
B
raden wat het moeilijke woord zou kunnen betekenen
C
het eerst naar de tekst kijken zonder deze te lezen zodat je ongeveer weet waar de tekst over gaat
D
gericht zoeken naar de antwoorden op de vragen

Slide 4 - Quizvraag

SCANNEN
Je moet zoeken naar bepaalde informatie. Als je dat gevonden hebt, hoef je de rest van de tekst niet te lezen. 

Bij vragen naar bepaalde informatie ga je scannen. Als de vraag bijvoorbeeld is hoeveel iets kost, dan ga je op zoek naar bedragen. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel kost het per dag om te parkeren? 

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel kost het per dag om te parkeren? 

Slide 7 - Tekstslide

Woordbetekenis raden

I'm very short, I can't reach the counter to pay... 
A
toonbank
B
etalage
C
tafel
D
garage

Slide 8 - Quizvraag

WOORDBETEKENIS
  • Probeer de betekenis te raden door de hele zin goed te lezen 
  • Kijk of het woord lijkt op een Nederlands woord  
  • Kijk of je een deel van het woord wel kent 
  • Denk na of je het woord echt nodig hebt om antwoord op de vraag te geven
  • Zo ja, zoek het op in een woordenboek 

Slide 9 - Tekstslide

Als je een Engels woord niet kent, ga je het meteen opzoeken in het woordenboek.

A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Signaalwoorden

I can't reach the counter to pay because I'm very short. 

Welk woord in deze zin is een signaalwoord
A
can't
B
because
C
short
D
counter

Slide 11 - Quizvraag

SIGNAALWOORDEN
Om een tekst beter te kunnen begrijpen, moet je op de signaalwoorden letten. 
Deze geven aan dat er een verband tussen zinnen of alinea's is. 

Signaalwoorden geven bijvoorbeeld aan: 
  • een opsomming (AND)
  • een tijd (AFTER) 
  • een reden (BECAUSE) 

Slide 12 - Tekstslide

Deze vraag is een: ............
A
meerkeuzevraag
B
juist/onjuist vraag
C
gatentekst vraag
D
open vraag

Slide 13 - Quizvraag

Deze vraag is een: ............
A
meerkeuzevraag
B
juist/onjuist vraag
C
gatentekst vraag
D
open vraag

Slide 14 - Quizvraag

Deze vraag is een: ............
A
meerkeuzevraag
B
juist/onjuist vraag
C
gatentekst vraag
D
open vraag

Slide 15 - Quizvraag

SOORTEN VRAGEN 
Meerkeuzevragen

  • Lees de vraag maar nog niet de antwoorden 
  •  Lees het deel van de tekst waar de vraag over gaat
  • Bedenk zelf wat het antwoord op de vraag is 
  • Lees de antwoorden door 
  • Kies het antwoord wat het beste bij jouw antwoord past 

Slide 16 - Tekstslide

Meerkeuze

Slide 17 - Tekstslide

SOORTEN VRAGEN 
Gatentekst 
  • Skim eerst de tekst, je weet dan waar het ongeveer over gaat 
  • Lees de zin voor en na de open plek 
  • Probeer eerst zelf te bedenken wat er zou kunnen staan 
  • Kies het antwoord wat het meest bij jouw antwoord past 
  • Controleer door de zin helemaal te lezen op dit woord er kan staan 

Slide 18 - Tekstslide

SOORTEN VRAGEN 
Juist/onjuist vragen

  • Lees de bewering goed door en lees dan het deel van de tekst  waar deze bewering over gaat 
  • Klopt de bewering helemaal met wat je gelezen hebt? Dan is hij juist 
  • Als er iets aan de bewering niet klopt met wat je gelezen hebt, dan is hij onjuist 

Slide 19 - Tekstslide

SOORTEN VRAGEN 
Open vragen 
  • Lees een open vraag altijd goed door en doe precies wat er van je gevraagd wordt 

  •  Antwoord altijd in het Nederlands als de vraag ook in het Nederlands wordt gesteld 

Slide 20 - Tekstslide

Stappenplan
  1. SKIMMEN: kijk naar de titel, inleiding, naam van de schrijver, kopjes, etc. Wat weet je al van het onderwerp?
  2. SCANNEN: gericht zoeken naar het antwoord op de vraag: Lees de vraag. Begrijp je dit? Lees dan de alinea waar het antwoord staat goed door.
  3. WOORDEN RADEN: Probeer lastige woorden te begrijpen via de context; lees stukje verder of terug.
  4. ELZA: Let op de eerste en laatste zin van de alinea. Daarin staat vaak de belangrijkste informatie. 
  5. INTENSIEF LEZEN: woord voor woord, regel voor regel lezen om het antwoord op een vraag te vinden.

Slide 21 - Tekstslide

Good luck!

Slide 22 - Tekstslide

Gatenvragen
De vrees van menig leerling, maar stiekem niet zo moeilijk, als je je (signaal)woorden kent.

Er zijn 2 soorten:
-gatenvragen met signaal-/functiewoorden 
Kan een gatenvraag zijn, maar ook bijvoorbeeld 'hoe verhoudt deze alinea zich tot de vorige'.
- echte gatenvragen


Slide 23 - Tekstslide

Stappenplan: Signaal-/functiewoorden
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.

- Probeer te zien welk tekstverband er tussen deze twee zinnen zit. 

- Zoek daar je antwoord op uit.

- Werkt dit niet, kijk dan naar de antwoorden : Zit er een antwoord voor voorbeeld bij? Grote kans dat dat het juiste antwoord is. Anders mogelijk tegenstelling of opssomming.

- Werkt dit ook niet, vertaal de zinnetjes dan en kijk of een van de antwoordopties logisch klinkt.

Slide 24 - Tekstslide

Which of the following fits the gap in paragraph 2?
A
Obviously
B
In other words
C
Consequently
D
Yet

Slide 25 - Quizvraag

Uitleg
Antwoorden A Obviously
                           B In other words
                           C Consequently
                           D Yet

- De zin voor de gap bespreekt iemand die vindt dat mannen         meer moeten blijven verdienen. 
- De zin na de gap bespreekt dat het eind van de man(nelijke heerschappij) nabij is.
- Hier spreekt een tegenstelling uit.

Omdat ik mijn signaalwoorden heb geleerd weet ik dat het antwoord D is.

Slide 26 - Tekstslide