Thema 2 Quiz

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

1. Hij slaapt.
2. Hij poetst zijn tanden.

1. Zij staat onder de douche.
2. Zij staat in de tuin.

1. Zij huilt.
2. Zij praat.

Waar ben je?

1. In de kelder.
2. In de tuin.

Waar ben je?

1. In de keuken.
2. In de slaapkamer.

Kamil is de broer van Kaya.

1. waar
2. niet waar

De opa van Kaya en Kamil heet Murat.

1. waar
2. niet waar

Servaas heeft een snor.

1. waar
2. niet waar

Tess gaat verhuizen.

1. waar
2. niet waar

Kaya kamt zijn haren vaak.

1. waar
2. niet waar

Marek lijkt op zijn neef.

1. waar
2. niet waar

zus

keuken

nicht

ziet

Hoe ziet zij eruit?

1. Ze woont in de Torenstraat.
2. Hij heeft krullen.
3. Ze heeft lang haar en ze draagt een bril.
4. Een cola, graag.

Willen jullie wat eten?

1. Nee, bedankt.
2. Ja, een glas melk, graag.
3. Hij eet een broodje.
4. Er zit een broodje in mijn tas.

Wat ligt er op de tafel?

1. Kaya en Tess zitten aan tafel.
2. Er ligt een pen op de grond.
3. Twee broodjes met kip, graag.
4. Er ligt een gum.

Hoe gaat het?

1. Ik woon hier net.
2. Zij woont hier al lang.
3. Zij komen uit Egypte.
4. Het gaat goed.

Vind je mijn jas mooi?

1. Nee, bedankt.
2. Ja, hij staat je goed.
3. Ja, graag.
4. Ja, hij is lelijk.

Kaya is de ___________ van Kamil.

1. broer
2. zus

Tess heeft blonde __________.

1. ogen
2. haren

Esra _________ een bril.

1. draagt
2. is

Hij ziet er goed ______.

1. uit
2. in

Ik poets mijn tanden in de ___________.

1. slaapkamer
2. badkamer

Niet lang, maar ..........

Niet zacht, maar ..........

Niet mooi, maar ..........

Het antwoord is niet goed, maar ..........
(laatste)

Je bent klaar!         Zappbios