Wat past op het gaatje?
1. Ik heb een zoon. _____ zoon heet Adil.
2. Ik heb een zoon. ______ heet Adil.
3. Mijn oom is alleen. _____ vrouw is overleden.
4. Dit zijn mijn buren. _____ kinderen heten Thomas en Gaby.
5. Mijn oma houdt veel van _____ kleinkinderen.
6. Dit is Sofia. ____ haar is blond.