Je kunt voorbeelden noemen van natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen.
Je kunt schematisch lichtstralen tekenen.
Je kunt uitleggen hoe je voorwerpen om je heen kunt zien die zelf geen licht geven.
Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.
Je kunt uitleggen welke schaduwbeelden ontstaan als een voorwerp verlicht wordt door één lamp of door twee lampen.
Je kunt het verschil uitleggen tussen direct en indirect zonlicht.