6.5 Energie

6.5 Energie
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

6.5 Energie

Slide 1 - Tekstslide

Voor vandaag
  • Vorige les --> vragen via LessonUp  
  • Uitleg bij 6.5
  • Opdrachten maken bij 6.5
  • Opdrachten bespreken 6.5
  • LessonUp vragen
  • Lesafsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Wat is geen onderdeel van de huisinstallatie?
A
kWh-meter
B
Stopcontact
C
Telefoonoplader in la
D
Groepenkast

Slide 3 - Quizvraag

wat is overbelasting?
A
als er teveel apparaten op 1 groep zijn aangesloten
B
als de 2 draden van een apparaat elkaar raken

Slide 4 - Quizvraag

wat is kortsluiting?
A
als er teveel apparaten op 1 groep zijn aangesloten
B
als de 2 draden van een apparaat elkaar raken

Slide 5 - Quizvraag

Hoe is de huisinstallatie geschakeld?
A
In serie
B
Parallel

Slide 6 - Quizvraag

Wat doet een aardlekschakelaar?
A
Vangt de lekstroom op die uit een apparaat komt.
B
Onderbreekt de stroomvoorziening als er lekstroom ontstaat.

Slide 7 - Quizvraag

Een huisinstallatie bestaat uit meerdere groepen.
Waarmee is elke groep beveiligd?
A
overbelasting
B
energiemeter
C
zekeringen
D
kortsluiting

Slide 8 - Quizvraag

Hoe groot is de maximale stroomsterkte door een zekering?
A
16 V
B
16 A
C
230 V
D
230 A

Slide 9 - Quizvraag

Leerdoelen 6.5
  • Je weet wat vermogen is 
  • Je weet wat energiegebruik is en hoe je die meet
  • Je weet hoe je de energiekosten kan berekenen 
1 les

Slide 10 - Tekstslide

Spanning
?
Volt
V
Stroomsterkte
?
Ampere
A

Slide 11 - Tekstslide

Spanning
U
Volt
V
Stroomsterkte
I
Ampere
A

Slide 12 - Tekstslide

Vermogen
Het vermogen zegt wat over hoeveel energie het apparaat verbruikt
Hoe groter het vermogen hoe meer/minder? energie het apparaat gebruikt

Slide 13 - Tekstslide

Vermogen
Vermogen= de hoeveelheid energie die een apparaat per s omzet

De afkorting voor vermogen is de hoofdletter van het Engelse woord voor vermogen, power.
 
De eenheid van vermogen is  watt (W).


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Vermogen

Slide 16 - Tekstslide

Vermogen
300W
100W
1400W
2200W
850W
1200W
  • Vermogen van een apparaat geeft aan hoeveel energie een apparaat per seconde nodig heeft. 

  • Hoe langer een apparaat aanstaat hoe meer energie deze verbruikt









Slide 17 - Tekstslide

Typeplaatje

Slide 18 - Tekstslide

 Energiegebruik
Hoe meet je energiegebruik?

  • Energiegebruik > omzetting van energie in apparaten
    - afhankelijk van het vermogen van apparaat
    - hoelang het apparaat gebruikt wordt


Slide 19 - Tekstslide

 Energiegebruik
Hoe meet je energiegebruik?
  • kilowattuurmeter 
    - geeft het energiegebruik aan                                                in kilowattuur (kWh) 

Slide 20 - Tekstslide

Vermogen (P)

in Watt (W)




Snelheid
Energiegebruik (E)

in kilowattuur (kWh)




Afstand

Slide 21 - Tekstslide

Energiegebruik bereken
Het energiegebruik hangt af van het vermogen en de tijd. Het energiegebruik bereken je met de volgende formule: 
E=Pt
E = energiegebruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uren (h)
Je hoeft de formule niet om te kunnen schrijven

Slide 22 - Tekstslide

Vermogen in W gegeven en energiegebruik in kWh gevraagd?
E=Pt
Energiegebruik
E
kilowattuur
kWh
Tijd
t
uur
h
Vermogen
P
Watt
W

Slide 23 - Tekstslide

E=Pt
E = energiegebruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uren (h)
Hoeveel kilowatt verbruikt de TV als je deze 1 uur gebruikt?
300W

Slide 24 - Tekstslide

E=Pt
E = energiegebruik in kilowattuur (kWh)
P = vermogen in kilowatt (kW)
t = tijd in uren (h)
Hoeveel kilowatt verbruikt de TV als je deze 2 uur gebruikt?
300W

Slide 25 - Tekstslide

voorbeeld berekening
Hoeveel kilowatt verbruikt de TV als je deze 2 uur gebruikt?
Gegeven
Gevraagd
Formule
Berekenen
Antwoord
  • P = 300 W = 0,3 kW           t = 2 h 
  • E
  • E = P x t
  • E = 0,3 x 2 = 0,6
  • Energiegebruik is 0,6 kWh
Werk met gegeven, gevraagd: staat op toets 
300W
E=Pt

Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag
Wat 1 KBL. Maken op BLZ 87 van 6.5 opdracht 77 t/m 92 (* niet)
Wat 1 BBL. Maken op BLZ 98 van 6.5 opdracht 78 t/m 89 (K niet) 
Hoe: Zelfstandig / samen met degene naast je
Hulp: buurman/ buurvrouw en ik loop langs
Klaar: 1. Nakijken 2. Bij mij aangeven 3. Maak een samenvatting van H6.1-4/ stel vragen op

Geen mobiel

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht 82 KBL

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 88 BBL

Slide 30 - Tekstslide

Vermogen is een grootheid.
Wat is de eenheid voor vermogen?
A
Watt (W)
B
Volt (V)
C
Power (p)
D
Ampère (A)

Slide 31 - Quizvraag

Het vermogen van een wasmachine is ... dan het vermogen van een telefoon.
A
Kleiner
B
Ongeveer hetzelfde
C
Groter
D
Kan je niet weten

Slide 32 - Quizvraag

Het energiegebruik berekenen we in...
A
Watt
B
Uren
C
kiloWattuur
D
Vermogen

Slide 33 - Quizvraag

Welk energiegebruik is het hoogst?
A
3000 kWh
B
30 kWh
C
250 kWh
D
3000 Wh

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de formule voor de totale energiegebruik?
A
E = U x I
B
E = U / P
C
E = I x P
D
E = P x t

Slide 35 - Quizvraag

Einde van de les
  • HW KBL. Maken op BLZ 87 van 6.5 opdracht 77 t/m 94
  • HW BBL. Maken op BLZ 98 van 6.5 opdracht 78 t/m 89 (K niet) 
  • Volgende les: herhalen van theorie van heel H6

Blijf zitten en wacht tot de bel is gegaan. 
Volgende week toets

Slide 36 - Tekstslide