In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
7.4 Waterkwaliteit en waterkwantiteit
Slide 1 - Tekstslide
§7.1 Een land in de delta
Hoofdstuk 7: Water in Nederland
§7.2 Een land van polders
§7.3 Watergebruik en waterwinning
§7.4 Waterkwaliteit en waterkwantiteit
Deelvraag: Wat wordt er over water geregeld in Nederland en door wie?
§7.5 §5 Gevolgen van klimaatverandering
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen 7.4
Aan het einde van de les:
Kun je verschillende soorten watervervuiling en de veroorzakers daarvan noemen.
Kun je uitleggen waarom de ene soort watervervuiling gemakkelijker is schoon te maken dan de andere.
Kun je uitleggen waarom er meer water gereinigd moet worden dan het afvalwater van huishoudens.
Kun je de twee overheden noemen die zich bezighouden met water.
Kun je vier verschillende functies noemen van een waterschap.
Slide 3 - Tekstslide
Afvalwater schoonmaken
Oppervlaktewater wordt gebruikt voor recreatie, het moet daarom schoon zijn.
Het zelfreinigend vermogen mag niet worden aangetast. Het zelfreinigend vermogen is: De eigenschap van water dat het (door bacteriën) lichte vervuiling zelf kan opruimen.
Daarom moet rioolwater eerst worden schoongemaakt voordat het in oppervlakte water komt.
Slide 4 - Tekstslide
Omdat het meeste afvalwater uit huishoudens komt, staan rioolwaterzuiveringsinstallaties vaak bij steden.
1. Organische/ huishoudelijk vervuiling: Etensresten, poep en opgeloste afvalstoffen. Deze worden in rioolwaterzuiveringsinstallaties uit het afvalwater gehaald.
2. Zwart water:Water van WC. Veel schadelijke bacteriën en moet daarom goed worden gezuiverd.
Slide 8 - Tekstslide
2. Chemische vervuiling:
Industrieën kunnen water vervuilen met stoffen die moeilijk kunnen worden schoongemaakt.
Voorbeelden: Olie, verf, medicatie
Daarom nooit door wc spoelen!
Slide 9 - Tekstslide
3. Thermische vervuiling:
Industrieën en elektriciteitscentrales lozen koelwater op meren en rivieren.
Het water dat geloosd wordt, is wel schoon, maar heeft door de hogere temperatuur gevolgen voor het leven in het water.
Slide 10 - Tekstslide
4. Landbouwvervuiling:
Kunstmest kan in oppervlaktewater terecht komen.
Planten en dieren sterven uit. Waterplanten kunnen zo snel groeien, dat het water niet meer door de sloten kan stromen. Ook kunnen er heel veel bacteriën groeien die zo veel zuurstof uit het water halen, dat vissen sterven.
Slide 11 - Tekstslide
5. Verzilting:
In droge zomers kan brak water(mengsel zoet en zout water) aan het oppervlak komen.
Grondwater wordt zouter: verzilting
Schadelijk voor natuur en landbouwgewassen.
Waarom gebeurt dit juist in droge zomers?
Omdat er dan veel verdamping is. Het water verdampt, en het zout blijft achter
Waarom is verzilting schadelijk voor de natuur?
Veel planten kunnen niet groeien op zoute grond. Zout onttrekt vocht/water uit de bodem en de planten, waardoor ze slecht groeien of zelfs dood gaan.
Slide 12 - Tekstslide
Verzilting:Het zout worden van de bodem
Slide 13 - Tekstslide
Water en de overheid
Op landelijk schaalniveau regelt het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat alles wat over water gaat.
Rijkswaterstaat voert de landelijke wetten uit.
Maak aantekeningen!
Slide 14 - Tekstslide
Bij de uitvoering van werk langs de grote rivieren en de kust zie je daarom bordjes en auto’s van Rijkswaterstaat.
Slide 15 - Tekstslide
Daarnaast is Nederland onverdeeld in waterschappen.
Die zorgen voor het water in een bepaald deel van het land.
De bewoners van het waterschap betalen belasting aan het waterschap.
Slide 16 - Tekstslide
De vier taken van de waterschappen
Waterkwaliteit
Waterkwantiteit
Beheer dijken, duinen en stuwen
Waterwegen goed bevaarbaar houden voor schepen
Wat is het verschil tussen 1 en 2?
waterkwaliteit = De mate van bruikbaarheid van water: hoe schoner het water hoe hoger de kwaliteit.
waterkwantiteit = De hoeveelheid water.
Slide 17 - Tekstslide
De waterschappen in Nederland
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Vragen?
Slide 20 - Tekstslide
Aan de slag
Ga naar COOL --> de GEO
4 vmbo t/h
Ga naar paragraaf 7.4 Waterkwaliteit en waterkwantiteit
Opdrachten maken: 3 4 5 6 7
EN ga naar Classroom --> H7§4 en maak de herhalingsvragen
Slide 21 - Tekstslide
HERHALING
Paragraaf 7.4
Waterkwaliteit en waterkwantiteit
Slide 22 - Tekstslide
douchewater
wasmachienewater
water dat je in de keuken gebruikt
toiletwater
grijswater
zwartwater
Slide 23 - Sleepvraag
Grijs water is het water van de toiletspoeling.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Wat is organische vervuiling?
A
vervuiling afkomstig van je organen
B
vervuiling afkomstig van planten, dieren
C
vervuiling afkomstig van huis
D
vervuiling afkomstig van telefoons
Slide 25 - Quizvraag
Zelfreinigend vermogen betekent
A
dat de mens een grote taak heeft de natuur schoon te houden
B
dat de natuur zelf een bepaalde hoeveelheid vervuiling opruimt
C
Dat er veel resten van chemicaliën in de natuur komen.
D
dat de mens de natuur te veel vervuilt
Slide 26 - Quizvraag
Welke soort vervuiling?
A
Organische vervuiling
B
Chemische vervuiling
C
Thermische vervuiling
Slide 27 - Quizvraag
Welke soort vervuiling?
A
Organische vervuiling
B
Chemische vervuiling
C
Thermische vervuiling
Slide 28 - Quizvraag
Welke soort vervuiling?
A
Organische vervuiling
B
Chemische vervuiling
C
Thermische vervuiling
Slide 29 - Quizvraag
'Brak' water is...
A
Zout water
B
Zoet water
C
Water tussen zout en zoet water in
D
Water met een kater
Slide 30 - Quizvraag
Wat gebeurt het met het water van een rioolwaterzuiveringsinstallatie?
A
Hier wordt drinkwater van gemaakt
B
Het water wordt geloosd op het oppervlaktewater
C
Het wordt gebruikt als koelwater
D
Het wordt gebruikt als proceswater
Slide 31 - Quizvraag
A
Beregening
B
Druppelirrigatie
C
Oppervlakte-irrigatie
Slide 32 - Quizvraag
Bekijk A t/m D en geef telkens in maximaal 3 woorden aan welke taak van het waterschap wordt weergegeven.
Slide 33 - Tekstslide
ANTWOORD
A – Waterkwaliteit
B – Waterkwantiteit
C – Waterkeringen / veiligheid
D – Bevaarbaarheid
Slide 34 - Tekstslide
Het naar de bodem zakken van klei en slib noem je...
A
erosie
B
verwering
C
verslibbing
D
sedimentatie
Slide 35 - Quizvraag
De hoogste dijk in een rivierenlandschap noemen we de zomerdijk
A
Goed
B
Fout
Slide 36 - Quizvraag
A
Zomerdijk
B
Winterdijk
C
Uiterwaarde
D
Kribben
Slide 37 - Quizvraag
zandlandschap
veenlandschap
rivierlandschap
Slide 38 - Sleepvraag
Welke letter geeft de komgrond aan?
A
Letter A
B
Letter B
Slide 39 - Quizvraag
Winterdijk
Zomerdijk
Uiterwaard
Kribben
Komgronden
Oeverwal
Slide 40 - Sleepvraag
timer
0:30
zeepolder
veenpolder
droogmakerij
het is de bekendste polder. het zijn meren of stukken zee die droog staan.
ze liggen in het westen van Nederland en zijn ontstaan doordat boeren de moerassen geschikt maakte voor de landbouw
Door sedimentatie van zand en klei wordt het land voor de kust in de Waddenzee en Zeeland steeds hoger, waarna het wordt omdijkt. Ligt ongeveer op zeeniveau
Slide 41 - Sleepvraag
Wat is een voordeel van waterwinning uit grondwater?
A
Het is heel zuiver
B
Er is voldoende
Slide 42 - Quizvraag
Waar word in West - Nederland het water tijdelijk opgeslagen dat schoon genoeg is om te kunnen zuiveren?
A
Waterzak
B
Waterwingebied
C
Proceswater
D
Spaarbekkens
Slide 43 - Quizvraag
In Laag - Nederland gebruiken ze oppervlakte water als drinkwater omdat grondwater te zout is.