Methodiek semester 2, les 3 , week 4 Instructie geven

Methodiek semester 2, les 3, week 4 Instructie geven
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MBO

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Methodiek semester 2, les 3, week 4 Instructie geven

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik/ Vooruitblik
Vorige week hebben we gewerkt aan het voorbereiden van een activiteit.

Vandaag gaan we kijken hoe je een cliënt duidelijk uitleg kan geven.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • De student benoemt de 3 stappen van instructie geven 
  • De student reproduceert wat te stellen voordat de instructie gegeven wordt.
  • De student beschrijft waarom het belangrijk is om voor een activiteit een doelstelling te hebben.
  • De student reproduceert waar zijn visie als beroepskrach op gericht is  als het gaat om een activiteit.

Slide 3 - Tekstslide

Instructies geven
- Regelmatig moet je als beroepskracht maatschappelijke zorg je cliënt(en) 
   instructies geven, bijvoorbeeld over de aanpak van een activiteit of hoe 
   een bepaald apparaat of een bepaalde instantie werkt. 
- Jouw instructie moet je eerst inleiden bij de cliënt. 
- Dat kan in drie stappen:

      - Samenvatten waar de nieuwe kennis over gaat.
     - Voorkennis van de cliënt peilen.
    - Eventuele bijkomende uitleg geven, als die voorkennis er niet blijkt te zijn.


Slide 4 - Tekstslide

Benoem 1 van de 3 stappen van instructie geven

Slide 5 - Open vraag

Opbouw instructie
- Als je instructie is ingeleid, is de weg vrij voor een heldere 
   instructie. 
- Hoe bouw je zo’n instructie nu op, zodat je de cliënt erin 
   meeneemt en deze de stappen begrijpt?

- Enkele aandachtspunten: zie volgende slide

Slide 6 - Tekstslide

Opbouw instructie: aandachtspunten
- Geef in het kort aan wat het doel is: waar wil je naartoe, of wat wil je met de instructie bereiken?

- Presenteer nieuwe gegevens in kleine stappen.
- Werk de concrete voorbeelden in je instructie uit.
- Zorg dat je taalgebruik aansluit bij het taalniveau van je cliënt en spreek duidelijk en helder.
- Controleer telkens of je cliënt begrijpt wat je vertelt (laat de cliënt samenvatten wat jullie 
   hebben besproken).
- Blijf dicht bij de kern van wat je wilt overbrengen, al is de verleiding nog zo groot om uit te 
   weiden.
- Vat tussentijds en op het eind de hoofdlijnen van de instructie samen.





Slide 7 - Tekstslide

Beginsituatie
- Voordat je aan de instructie begint, heb je nagedacht en uitgezocht wat nu 
   precies de bedoeling is en waar je wat over moet vertellen.
- Je weet wie je cliënt is, wat hij kan en niet kan. Je weet hoe je hem moet 
   benaderen, dat hij goed kan luisteren, heel snel afgeleid is, moeilijke 
   woorden begrijpt of alleen beeldtaal snapt zodat je moet werken met 
   pictogrammen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat moet je doen voordat je de instructie gaat geven? Je stelt op.....
A
Het plan van aanpak
B
De beginsituatie
C
De evaluatie
D
De doelen

Slide 9 - Quizvraag

Beginsituatie 2
- Als je de cliënt vraagt ‘wat weet je al en waar wil je uitleg over’, krijg je soms 
   te horen: ‘ja, ik weet het wel, maar ik weet niet zo goed waar en hoe ik moet 
   beginnen’. 
- Het is dus goed om daar uitgebreid op in te gaan. 
- Op deze manier stel je vast wat de beginsituatie is bij de hulpvraag, wat het 
   startpunt is waarbij je kunt aanhaken om je instructie te geven. 
- Je kunt dan bedenken wat je in de instructie moet meenemen, en de 
   manier waarop je de instructie gaat geven.

Slide 10 - Tekstslide

Schematische weergave van het geven van instructie

Slide 11 - Tekstslide

Doelstelling
- Je instructie heeft een bedoeling
- Je moet je dus afvragen: 
       ’Waar moet ik uitkomen? Wanneer is het voldoende? Moet ik de cliënt                   met behulp van een korte kookinstructie tot topkok omtoveren, of schiet           ik dan mijn doel voorbij?’ 
- Om kort te gaan, je moet kort en helder een doelstelling vaststellen waar je 
   de instructie op kan richten. 
- Als je die scherp hebt, kom je bij de kern van de instructie.

Slide 12 - Tekstslide

Waarom is het belangrijk om voor een activiteit een doelstelling te hebben?

Slide 13 - Open vraag

Kerninstructie
- ‘Wat vertel ik, wat laat ik de cliënt zelf even uitzoeken en hoe geef ik mijn 
    instructie zo dat hij ook op andere vragen een antwoord kan hebben?’. 
- Ook hier staat altijd voorop: ’hoe kan ik mezelf zo snel mogelijk weer 
   overbodig maken?’ 
- Als het doel jou en de cliënt helder voor ogen staat, kun je beginnen met de 
   instructie, in kleine stappen zoals hiervoor beschreven.

Slide 14 - Tekstslide

Voordoen, samen doen, nadoen
- Voordoen:
      - eenvoudig door een bepaalde handeling te laten zien, 
      -een kleine stap in een oefening te laten zien
                 
- bijvoorbeeld hoe je materiaal en ingrediënten om iets te 
   koken handig in  een bepaalde volgorde legt. 

Slide 15 - Tekstslide

Voordoen, samen doen, nadoen 2
- Samendoen:
           - Afhankelijk van de situatie doe je het een keer 
              samen
- Nadoen:
           - Dan zet je een stapje terug en vraag je de cliënt het 
              nog eens zelf te doen.

Slide 16 - Tekstslide

Voordoen, samen doen, nadoen 3

- Het is wel belangrijk om die stapjes steeds zo aan te houden.
- Trouwens, als je te snel gaat of te grote stappen zet, dan remt 
   de cliënt je onmiddellijk af want hij loopt vast als hij in dat
   handelen stappen overslaat.

Slide 17 - Tekstslide

Instructiemateriaal
- Maak als het nodig is instructiemateriaal en oefenmateriaal waarmee de 
   cliënt kan experimenteren. 
-      Als hij het zelf kan, laat dan de cliënt  zelf de stappen opschrijven of in de 
       computer zetten (één keer geschreven is al drie keer gelezen). 
-     Zorg ten slotte voor herhaling. 
-      Help eventueel met ezelsbruggetjes en kleine rijtjes. Vat nog even een              samen, noem het nog eens en plaats het weer in de goede volgorde.
- Dit zijn ordeningen die horen bij het geven van een juiste instructie.

Slide 18 - Tekstslide

Evaluatie
- Als je klaar bent stel je altijd vast wat de waarde van de activiteit is geweest. - Heb je je doel bereikt en zijn je instructies helder geweest
- Was de instructie te moeilijk, dan heb je waarschijnlijk je doelstelling niet 
   gehaald. 
-        De volgende keer eenvoudiger beginnen, of juist stukjes 
          overslaan omdat ze er niet toe doen. 
-       Soms ben je in je instructie te gedetailleerd, vertel je teveel en raakt de 
         cliënt daardoor de draad van het verhaal kwijt.

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie 2
- De bedoeling van de instructie is altijd de cliënt te helpen het zelf te doen, 
  dan wel hem te helpen zijn activiteit zo zelfstandig mogelijk te doen. 
- Als beroepskracht maatschappelijke zorg ben je altijd op zoek naar het 
   evenwicht. 
-  Soms bestaat helpen uit juist niet helpen
- Als beroepskracht maatschappelijke zorg houd je je visie altijd scherp 
   gericht op de mogelijkheden van de cliënt en de daarbij passende 
   activiteit.

Slide 20 - Tekstslide

Waar houd jij als beroepskracht je visie op, als het gaat om een activiteit?

Slide 21 - Open vraag

Oefenen met instructiegeven
We gaan oefenen met instructiegeven aan de hand van Rollenspellen.
Deze rollenspellen krijg je van mij uitgedeeld.

Slide 22 - Tekstslide

Te maken opdrachten
Thieme Dagbesteding 1.3 opdracht 4 A,B,C en D.

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoelen behaald?
  • De student benoemt de 3 stappen van instructie geven
  • De student reproduceert wat te stellen voordat de instructie gegeven wordt.
  • De student beschrijft waarom het belangrijk is om voor een activiteit een doelstelling te hebben.
  • De student reproduceert waar zijn visie als beroepskrach op gericht is als het gaat om een activiteit.

Slide 24 - Tekstslide

TIPS & TOPS

Slide 25 - Tekstslide