Code+ Deel 1 Hoofdstuk 5 Modale werkwoorden

We oefenen grammatica:
MODALE WERKWOORDEN
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

We oefenen grammatica:
MODALE WERKWOORDEN

Slide 1 - Tekstslide

Onze doelen zijn: 
- modale werkwoorden leren
- modale werkwoorden kunnen herkennen
- modale werkwoorden kunnen gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Modale werkwoorden

Slide 3 - Tekstslide

Welk werkwoord is een modaal werkwoord?
A
fietsen
B
moeten
C
slapen
D
hebben

Slide 4 - Quizvraag

Welk werkwoord is een modaal werkwoord?
A
kunnen
B
slapen
C
doen
D
hebben

Slide 5 - Quizvraag

Kies de goede zin.
A
Ik moeten vandaag werken.
B
Ik moet vandaag werk.
C
Ik moet vandaag werken.
D
Ik moeten vandaag werk.

Slide 6 - Quizvraag

Noem
modale werkwoorden

Slide 7 - Woordweb

Kies de goede zin.
A
Hij kan fietsen.
B
Hij kunt fietsen.
C
Hij kunnen fietsen.
D
Hij kan fiets.

Slide 8 - Quizvraag

Vervoeg het modale werkwoord
'kunnen'

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg het modaal werkwoord 'willen'

Slide 10 - Open vraag

Welke zin is goed?
A
Kunnen ik je helpen?
B
Kan ik helpen je?
C
Kan ik je helpen?
D
Kun ik je helpen?

Slide 11 - Quizvraag

Hoe moeilijk is dit thema?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Welke zin is goed?
A
Ze wil huiswerk maken.
B
Ze wilt huiswerk maken.
C
Ze wil maken huiswerk.
D
Ze wil maak huiswerk.

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noem je deze werkwoorden: kunnen, willen, moeten, zullen?

Slide 14 - Open vraag