1.3 Je inkomsten en je uitgaven

Welkom 3TL


Economie in mavo 4
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom 3TL


Economie in mavo 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen deze les?


  • Herhalen leerdoelen vorige les
  • Bespreken opgaven
  • Uitleg paragraaf 1.3 
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen leerdoelen 1.2

Wat weet je nog van
  • hoe bedrijven proberen je meer te laten kopen
  •  welke verschillende soorten reclame je kunt onderscheiden
  • dat bedrijven zich bij de verkoop op bepaalde groepen richten
  • wat voor merken er zijn

Slide 3 - Tekstslide

A-merk
B-merk
Huismerk

Slide 4 - Sleepvraag

                                     Marketingmix
Prijsbeleid
Plaatsbeleid

Productbeleid
Promotiebeleid

presentatiebeleid

personeelsbeleid
De winkelier verkoopt ook sportrugzakken
De sportwinkel in het centrum 
Een poster in een kledingwinkel 
Een winkelier verkoopt sommige rugzakken met korting
De winkel ziet er netjes uit. 
Alle producten staan overzichtelijk in de schappen
Alle werknemers van het bedrijf hebben dezelfde werkkleding aan. Dan zijn ze duidelijk herkenbaar voor de klanten

Slide 5 - Sleepvraag

Bespreken vragen 1.2

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet je nog van de
vorige les?

Slide 7 - Woordweb

Hoe welvarend ben jij?

1.1 Kun je kopen wat je wilt?
1.2 Hoe word je beïnvloed? 
1.3 Je inkomsten en uitgaven
1.4 Wordt alles duurder?

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
1.3
Aan het einde van deze les weet je...

  • ... welke conclusie(s) je uit een begroting kunt trekken
  • ... welke verschillende soorten inkomen er zijn
  • ... hoe je gezinsuitgaven in 3 groepen kunt verdelen
  • ... hoe je een bedrag van week naar maand kunt omrekenen en andersom 
  • ...hoe je een reservering kunt berekenen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Nibud
  • Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting
  • Geeft voorlichting over verstandig budgetteren
  • Hulpmiddel hierbij is een begroting
  • Overzicht van je inkomsten en uitgaven
  • Jongeren => zakgeld


Slide 11 - Tekstslide

Soorten inkomen

  • Arbeid
  • Bezit
  • Overdrachtsinkomen
  • Natura
Loon & Salaris 
Winst
Huur & rente
Uitkering
Zakgeld
Heitje voor een karweitje

Slide 12 - Tekstslide

Welke soorten inkomens kun je onderscheiden?
A
Inkomen uit werk, overdracht en overheid
B
Inkomen uit arbeid, zakgeld en uitkering
C
Inkomen uit arbeid, rente en overdracht
D
Inkomen uit arbeid, bezit en overdracht

Slide 13 - Quizvraag

Soorten uitgaven           


  • Dagelijkse uitgaven

  • Vaste lasten 

  • Incidentele uitgaven

Slide 14 - Tekstslide

Welke soort uitgave zijn schoonmaakmiddelen?
A
huishoudelijke uitgaven
B
persoonlijke uitgaven
C
vaste lasten
D
incidentele uitgaven

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 16 - Quizvraag

Op welke soort uitgaven kan je het beste bezuinigen?
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven

Slide 17 - Quizvraag

Omrekenen van maand naar week
  • Als je gaat omrekenen van maand naar week deel dan NOOIT door 4!!!
  • Hoe dan wel??
  • Je gaat een tussenstap maken
  • Bereken eerst om naar één jaar
  • 1 jaar heeft 12 maanden, 52 weken en 365 dagen



Slide 18 - Tekstslide

Hoe rekenen we iets om van maanden naar weken? €80 per maand.
A
€80 : 4 = €
B
€80 x 12 : 52 = €
C
€80 : 5 = €
D
€80 : 12 = €

Slide 19 - Quizvraag

€15 per week is....per maand
A
€ 65
B
€ 60
C
€ 64,5
D
€ 180

Slide 20 - Quizvraag

€ 60 per maand, is .... per week
A
€ 13,95
B
€ 15
C
€ 14
D
€ 13,85

Slide 21 - Quizvraag

Geld opzij zetten (reserveren)
Betekenis
  • Geld opzijzetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen.   
  • Je reserveert vooral voor incidentele* uitgaven (vakantie, aanschaf duur apparaat).   
  • *incidenteel: af en toe
Hoe?
bedrag dat je nodig hebt : aantal maanden = reservering per maand
Voorbeeld
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.  

Hoeveel moet ze per maand reserveren? 

€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reververen.

Slide 22 - Tekstslide

Je wil over 10 maanden en auto kopen van 4750 euro. Hoeveel euro moet je per maand reserveren?
A
425
B
475
C
500
D
400

Slide 23 - Quizvraag

Een auto kost over 3 jaar € 2000. Je hebt al € 740 gespaard. Hoeveel moet je per maand reserveren om het eindbedrag te halen?
A
€ 20
B
€ 30
C
€ 35
D
€ 45,50

Slide 24 - Quizvraag

Je hebt een auto, aanschafwaarde € 37.500. Je rijdt er nog 5 jaren in. Daarna verkoop je deze auto voor € 10.000. Je wil dan een auto kopen voor € 20.000. Hoeveel moet je maandelijks reserveren
A
€ 119,05
B
€ 166,67
C
€ 333,34
D
€ 458,34

Slide 25 - Quizvraag

Bereken het overschot dan wel tekort op deze begroting.

Slide 26 - Open vraag

Aan de slag

Maak de opdracht 1 tot en met 11
van paragraaf 1.3

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen
1.2
Aan het einde van deze les weet je...

... hoe bedrijven proberen je meer te laten kopen
... welke verschillende soorten reclame je kunt onderscheiden
... dat bedrijven zich bij de verkoop op bepaalde groepen richten
... wat voor merken er zijn
...hoe je een percentage kunt berekenen

Slide 28 - Tekstslide

Heb je de lesdoelen behaald??

  • welke conclusie(s) je uit een begroting kunt trekken
  • welke verschillende soorten inkomen er zijn
  • hoe je gezinsuitgaven in 3 groepen kunt verdelen
  •  hoe je een bedrag van week naar maand kunt omrekenen en andersom 
  • hoe je een reservering kunt berekenen

Slide 29 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les
1.2 vraag 2 t/m 11 af 
Lever je huiswerk in via Google Classroom

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide