Clase 33. Unidad 7 gramática

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Jueves, 20 de mayo de 2021

¿Qué vamos a hacer hoy?

1. Somtoday.
   
2. Objetivos unidad 7.
3. Seguimos con la unidad 7. Gramática
   
4. ¡A trabajar!
5. Final de la clase. ¿Qué hemos aprendido hoy?
   

Aan het einde van dit hoofdstuk:

Leerdoelen

- Ik kan omschrijvingen koppelen aan het juiste bijvoeglijk naamwoord.

- Ik kan het karakter en het uiterlijk van personen beschrijven. 

- Ik kan het werk. ser en estar + bijv. nw. gebruiken.

- ik kan iets voorstellen in het Spaans. 

Aan het einde van dit hoofdstuk:

Succescriteria's

- ik ken 5 woorden om iemands uiterlijk te omschrijven.

- ik ken 5 woorden om iemands karakter te omschrijven.

- Ik ken het persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp.

Unidad 7 gramática

-persoonlijke voornaamwoorden als meewerkend voorwerp

- persoonlijke voornaamwoorden als lijdend voorwerp.

- zinnen waar zowel het pers. vnw. van het LV als het MV staat.

Persoonlijke voornaamwoorden LV en MV

LV	MV
me	me
te	te
lo / la	le
nos	nos
os	os
los / las	les

LV of MV?

Om te achterhalen of het om een LV om MV gaat stel je de volgende vragen:

LV - wie of wat?

MV - aan wie voor wie?

We gebruiken het persoonlijk voornaamwoord van het LV en MV om niet steeds dat hele zinsdeel te hoeven herhalen.

De plaats van het pers. vnw LV en MV is voor het vervoegde ww!

Persoonlijk vornaamwoord als meewerkend voorwerp.

¿Le has dado el libro a Juan? 

  m.v                       l.v.          m.v

Sí, le he dado el libro a Juan.

 

"Voy a comprar caramelos ( a María)"      "Estoy leyendo un libro (a mi hijo)

1.  Le voy a comprar caramelos.                    1. Le estoy leyendo un libro.

2. Voy a comprarle caramelos.                      2. Estoy leyéndole un libro.

Voorbeelden:

¿Has comprado el regalo? - wat heb je gekocht? LV = el regalo

El regalo = mannelijke enkelvoud - pers. vnw. LV = lo

Antwoord op de vraag ¿Has comprado el regalo? Sí, lo he comprado.

Of ter vervanging in de vraag als je al weet dat het om el regalo gaat: ¿Lo has comprado?

Voorbeelden:

¿Has comprado el regalo para Juan? - voor wie heb je iets gekocht? MV = Juan

Juan = 3de persoon enkelvoud (él) - pers. vnw. MV = le

1. ¿Has comprado el regalo para Juan? Sí, le he comprado el regalo.

2. ¿Le has comprado el regalo?

Voorbeelden:

¿Has comprado el regalo para Juan? - Sí, se lo he comprado

In deze zin staat zowel een LV (el regalo = lo) en een MV (Juan = le). 

Je kunt ook beide vervangen door het pers. vnw.!

In dat geval:

1. Staat het MV vóór het LV. 

2. Als het MV le of les is + LV dan verandert le/les in se

Sí, se lo he comprado (als antwoord)

¿Se lo has comprado? (als vraag)

Oefenen

1. Geef het juiste persoonlijk voornaamwoord van LV of MV of beide. 

2. Zet het pers. vnw. op de juiste plek in de zin.

3. Indien zowel LV en MV vervangen worden dan in de juiste volgorde zetten en eventueel het MV aanpassen naar se.

Elena hace la comida (a nosotros) -
vervang alleen het MV door een pers.vnw

Elena hace la comida (a nosotros) -
vervang nu zowel LV als MV

¿Les has llevado la comida? -
geef antwoord en vervang het LV door pers. vnw.

María ha explicado el ejercicio (a mí) -
vervang het MV

María ha explicado el ejercicio (a mí) -
vervang het LV en MV

¿Quién os ha dicho eso? -
geef antwoord en vervang het LV

¿Te han dado la llave? - geef antwoord en vervang het LV

A mis abuelos ... he comprado unos libros -
vervang het LV en MV

Verplichte opdrachten:

Unidad 7. TB Actividades Gramática.

Opdracht. 1, 2, 3, 5 en 6

Si terminas/Als je klaar bent:

Estudia: 

vocabulario Unidad 7

frases claves Unidad 7

Gramática unidad 7

Deberes (Huiswerk)

1.  Leren Vocabulario unidad 7/Frases claves unidad 7

   2. Maken:

TB U7 Actividades Gramática

Odpracht 1, 2, 3 5 en 6

         

         

       (in Blink, in het boek dat gedeeld is met de klas!)

  

¿Cómo has trabajado hoy en clase?

😒🙁😐🙂😃

1. Wat heb je geleerd in deze les? Had je meer kunnen leren? Hoe kun je ervoor zorgen dat je meer opsteekt?
2. Wat ging goed? Wat kan beter?
3. Hoe ga je dat aanpakken?

0