Oefenen met het beantwoorden van vragen bij biologie

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Soms is het best lastig om een vraag bij biologie te beantwoorden. Om hiermee te oefenen is deze lessonup!
  • Vragen waarvan je het antwoord geleerd moet hebben.
  • Vragen waarbij je moet uitleggen.
  • Vragen waarbij de tekst ingewikkeld is.
  • Vragen waarbij de informatie in de tekst staat.
  • Vragen waarbij je gegevens uit een tabel moet halen.
  • Zorgen dat je volledig antwoord geeft
  • Vragen waarin je moet vergelijken
Bij sommige van deze onderwerpen is een uitgebreide extra lesson-up

Hierop let je sowieso op:
* Het aantal punten van een vraag
* Herhaal de vraag in je antwoord

Slide 2 - Tekstslide

Hoe werk je met deze lesson-up??
  • In deze lesson-up worden kort de typen vragen besproken.
  • Erna staan dan een paar voorbeelden
  • Heb jij meer oefening nodig om beter te worden? => na iedere vraagsoort staat, of hier extra materiaal voor is
  • De oefenvragen die gebruikt zijn, zijn examenvragen van VMBO-TL
  • De antwoorden op die vragen staan altijd op de pagina. Wel in het klein, maar plaatjes kunnen ingezoomd worden, zodat je kunt zien of je het goed had.

DOOR OEFENING WORD JE BETER!!!
Vraag dus extra materiaal en/of hulp aan je docent!!

Slide 3 - Tekstslide

Aantal punten
Kijk naar het aantal punten dat je kunt scoren voor een vraag.
Kan je meer dan 1 punt scoren??
Dan moet je ook meer dan 1 ding antwoorden!!!
Of het antwoord is groot, dus meer dan 1 zin!!!!

Slide 4 - Tekstslide

2 punten, dus opletten, je moet meer dan 1 ding doen
Hier is de opdracht simpel: je moet bij twee omschrijvingen het goede gedrag opschrijven.
Denk bij iedere stelling goed na, want het levert een punt op
Antwoord

Slide 5 - Tekstslide

Bij een uitgebreidere vraag moet je altijd iets meer doen dan bij een simpele vraag.
Hier moet je dus goed de tekst lezen. En daar de informatie uithalen (levert 1 punt op)
Maar je moet ook een goede voedselketen kunnen maken , met de pijltjes de juiste kant op ( 1 punt)
2 punten, dus opletten, je moet meer dan 1 ding doen
Antwoord

Slide 6 - Tekstslide

Bij een uitgebreidere vraag moet je altijd iets meer doen dan bij een simpele vraag.
Hier moet je dus uitrekenen hoeveel mg cafeïne Bert binnenkrijgt.
Er staat: leg uit met behulp van een berekening, dus de berekening moet er bij staan = 1punt
Daarnaast moet je bepalen of Bert slaapproblemen zal krijgen. Dit bepaal je door goed de informatie te lezen en dit te vergelijken met je antwoord. = 1 punt.

LET OP!!!! ook al is je berekening fout, als je conclusie klopt bij JOUW antwoord krijg je toch dat punt!!!
Antwoord
2 punten, dus opletten, je moet meer dan 1 ding doen
Plaatje kun je verplaatsen en vergroten om te kunnen lezen

Slide 7 - Tekstslide

Dit is een ingewikkelde vraag, dus als je deze niet direct snapt is dat niet erg.
Wat wel opvalt, is dat er staat: LEG UIT.
Dus je krijgt 1 punt voor de informatie uit te tekst halen
en 1 punt voor het logisch nadenken hierover

Het lastige bij deze vraag is, dat je goed het schema moet kunnen begrijpen.
Begrijp je dit niet?? 
Je kunt ook een punt scoren als je conclusie klopt bij jouw verkeerde aanname
Antwoord
2 punten, dus opletten, je moet meer dan 1 ding doen
Plaatje kun je verplaatsen en vergroten om te kunnen lezen

Slide 8 - Tekstslide

Herhaal de vraag
Als je de vraag herhaalt als je antwoord,
dan maak je minder makkelijk een fout!

Lees ook je antwoord nog een keer door, als je het hebt opgeschreven. Klinkt het logisch??
Is het antwoord op de vraag gegeven??

Slide 9 - Tekstslide

voor beeld
Herhaal de vraag
Antwoord:
De uitwendige prikkel voor de hondentrainer is: zien dat de hond gaat zitten.

Slide 10 - Tekstslide

voor beeld
Herhaal de vraag
Antwoord:
Het orgaanstelsel dat hormonen naar alle delen van het lichaam vervoert is...... 
het bloedvatenstelsel

Slide 11 - Tekstslide

Vragen waarvoor je geleerd moet hebben

Slide 12 - Tekstslide

Leervraag
Het klinkt zo makkelijk: een leervraag.
Maar hoe zie je wat er precies gevraagd wordt?

Lees altijd eerst de vraag!

weet je onmiddellijk het antwoord?
Vul dit in.
weetje het niet meteen? Kijk dan in de informatie boven de vraag. Staat daar iets in wat je kan helpen?
gebruik een accentueerstift om belangrijke dingen in de tekst aan te geven!!!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Door de training leert de hond.
Hoe heet het type leergedrag dat de hond vertoont tijdens de training met een clicker?

Dit is echt leerwerk!
Je moet alle termen die genoemd zijn kunnen herkennen, dan weet je wat het antwoord is.
Wist je het niet? schrijf de termen op, zoek de betekenis en leer!!
Lees de tekst hiervoor!
Hier wordt het gedrag beschreven...
Je ziet er staan: de hond krijgt een beloning. Welk gedrag hoort daarbij?
Weet je dan de naam???
A
conditionering
B
gewenning
C
inprenten
D
trial-and-error

Slide 15 - Quizvraag

In welk deel van het centraal zenuwstelsel vindt de bewustwording plaats bij het horen van de click?
Dit is echt leerwerk!
Je moet alle termen die genoemd zijn kunnen herkennen, dan weet je wat het antwoord is.
Wist je het niet? schrijf de termen op, zoek de betekenis en leer!!
A
grote hersenen
B
kleine hersenen
C
hersenstam
D
ruggenmerg

Slide 16 - Quizvraag

De hondentrainer geeft de hond die gaat zitten een beloning.
 Wat is de uitwendige prikkel voor de hondentrainer om de beloning aan de hond te geven?
Wat is een uitwendige prikkel?? weet je dit???
Bedenk dan, wat die hondentrainer waarneemt waarop hij reageert...

Slide 17 - Open vraag

Uitlegvraag
Als er bij een vraag staat: "Leg uit", dan moet je uitleggen waarom het zo is.

Er zijn drie soorten "leg uit"
1 Je hebt moeten leren waarom het zo is.
2  Je moet de uitleg uit de informatie halen.
3 Je moet je antwoord bewijzen met een berekening
Zonder deze uitleg is je antwoord FOUT!!
gebruik een accentueerstift om belangrijke dingen in de tekst aan te geven!!!

Slide 18 - Tekstslide

Uitlegvraag
1 Je hebt moeten leren waarom het zo is.



Zonder deze uitleg is je antwoord FOUT!!
gebruik een accentueerstift om belangrijke dingen in de tekst aan te geven!!!

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Kun je uit de afbeelding opmaken of er bevruchting heeft
plaatsgevonden? Leg je antwoord uit.

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Bert zal slaapproblemen krijgen als hij op een dag meer dan 300 mg
cafeïne binnenkrijgt. Hij drinkt ’s ochtends drie kopjes espresso,
’s middags twee kopjes thee en ’s avonds een glas cola.
 Zal Bert volgens de informatie slaapproblemen krijgen? Leg je
antwoord uit met een berekening.

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Mensen met ernstig nierfalen mogen niet te veel vloeistof drinken,
meestal maar 750 mL per dag.
Wanneer deze mensen meer vloeistof drinken stijgt de bloeddruk.
 Leg uit hoe de bloeddruk stijgt bij deze mensen.

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Kun je Sam antibiotica geven om de waterpokken te bestrijden? Leg je
antwoord uit.

Slide 27 - Open vraag


Slide 28 - Open vraag