In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Planning
Repetitie
Huiswerk & Herhaling 1.2
Theorie 1.3 dierenrijk
Opdrachten 1.3
Slide 1 - Tekstslide
Repetitie
Hoofdstuk 1: Organismen uit de vier rijken
Paragraaf 1 t/m 5
Donderdag 03 oktober
Slide 2 - Tekstslide
Pak opdracht 8 (1.2) erbij
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Kruidachtige planten blijven rechtop doordat cellen zich vol water zuigen. De volle vacuoles drukken tegen de celwand.
Houtachtige planten zoals bomen en struiken, blijven rechtop door houtcellen. hebben dikke celwanden van harde houtstof.
Hoe blijven planten stevig?
Slide 13 - Tekstslide
Kruidachtige plant
Slide 14 - Tekstslide
Houtachtige plant
Slide 15 - Tekstslide
Hebben plantaardige cellen cytoplasma?
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quizvraag
Hoe heet deel 4?
A
celmembraan
B
vacuole
C
celwand
D
cytoplasma
Slide 17 - Quizvraag
Hoe noem je planten die stevig blijven door water?
A
Houtachtige planten
B
Kruidachtige planten
Slide 18 - Quizvraag
Hoe komen houtachtige stengels aan hun stevigheid? En kruidachtige stengels?
A
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door water hun stevigheid
B
Houtachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid, kruidachtige stengels door kruiden.
C
Houtachtige en kruidachtige stengels krijgen door hout hun stevigheid.
D
Houtachtige stengels krijgen door houtcellen hun stevigheid, kruidachtige stengels door water.
Slide 19 - Quizvraag
1.3: Het Dierenrijk
Slide 20 - Tekstslide
Leerdoelen
Je leert waaruit een dier bestaat
Je leert hoe een dierlijke cel er uit ziet
Je leert hoe een dier stevig blijft
Slide 21 - Tekstslide
Organen
Een orgaan is een deel van het lichaam met een eigen taak
Organen die samenwerken aan dezelfde taak vormen een orgaanstelsel
Slide 22 - Tekstslide
Niveaus
Cel: 1 "bouwsteen" van een organisme
Weefsel: Groep cellen met dezelfde bouw en functie
Orgaan: Deel van organimse met 1 of meer functies
Orgaanstelsel: Groep samenwerkende organen
Organisme: Levend wezen
Slide 23 - Tekstslide
Niveaus
Cel: 1 "bouwsteen" van een organisme
Weefsel: Groep cellen met dezelfde bouw en functie
Orgaan: Deel van organimse met 1 of meer functies
Orgaanstelsel: Groep samenwerkende organen
Organisme: Levend wezen
Slide 24 - Tekstslide
Niveaus
Cel: 1 "bouwsteen" van een organisme
Weefsel: Groep cellen met dezelfde bouw en functie
Orgaan: Deel van organimse met 1 of meer functies
Orgaanstelsel: Groep samenwerkende organen
Organisme: Levend wezen
Slide 25 - Tekstslide
Niveaus
Cel: 1 "bouwsteen" van een organisme
Weefsel: Groep cellen met dezelfde bouw en functie
Orgaan: Deel van organimse met 1 of meer functies
Orgaanstelsel: Groep samenwerkende organen
Organisme: Levend wezen
Slide 26 - Tekstslide
Niveaus
Cel: 1 "bouwsteen" van een organisme
Weefsel: Groep cellen met dezelfde bouw en functie
Orgaan: Deel van organimse met 1 of meer functies
Orgaanstelsel: Groep samenwerkende organen
Organisme: Levend wezen
Slide 27 - Tekstslide
Niveaus
Cel: 1 "bouwsteen" van een organisme
Weefsel: Groep cellen met dezelfde bouw en functie
Orgaan: Deel van organimse met 1 of meer functies
Orgaanstelsel: Groep samenwerkende organen
Organisme: Levend wezen
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
We zien hier een groep cellen met dezelfde vorm en functie. Dit heet een:
a) Orgaan
b) Organisme
c) Weefsel
d) Celgroep
Slide 30 - Tekstslide
We zien hier een groep cellen met dezelfde vorm en functie. Dit heet een:
a) Orgaan
b) Organisme
c) Weefsel
d) Celgroep
Slide 31 - Tekstslide
Dierlijke cel
celmembraan
celkern
cytoplasma
Slide 32 - Tekstslide
Dierlijke cel
Planten cel
Welke verschillen zie je?
Slide 33 - Tekstslide
De stroperige vloeistof in de cel waar veel andere 'onderdelen' in liggen heet .....
a) Vocht
b) Cytoplasma
c) Weefselvocht
d) Celmembraan
Slide 34 - Tekstslide
De stroperige vloeistof in de cel waar veel andere 'onderdelen' in liggen heet .....
a) Vocht
b) Cytoplasma
c) Weefselvocht
d) Celmembraan
Slide 35 - Tekstslide
Verschillende vormen 1 Zenuwcellen: Zijn heel lang en sturen berichten door het lichaam. 2 Spiercellen: Zijn lang en dun en kunnen samentrekken. 3 Beencellen (=botcel): Zijn klein met hele lange uitsteeksels.
1 2 3
Hoe zien dierlijke cellen eruit?
Slide 36 - Tekstslide
Soorten cellen
Spiercellen
Zenuwcellen
Beencellen
Slide 37 - Tekstslide
Welke cel zien we hier?
A
Zenuwcel
B
Spiercel
C
Beencel
D
Bloedcel
Slide 38 - Quizvraag
Welke onderdelen tref je zowel aan in een plantaardige cel als een dierlijke cel?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Celkern
Slide 39 - Quizvraag
Welke onderdelen komen voor in een dierlijke cel
A
celwand
B
celkern
C
bladgroenkorrels
Slide 40 - Quizvraag
Wat is het "cytoplasma"?
A
Het regelcentrum van de cel
B
De vloeistof waarin alle onderdelen van een cel zitten
C
Gel
D
De vloeistof die in organen zit
Slide 41 - Quizvraag
Delen van een organisme zijn van klein naar groot:
A
cel /orgaan /weefsel/ orgaanstelsel
B
weefsel / cel /orgaan /orgaanstelsel
C
cel / weefsel / orgaan / orgaanstelsel
D
orgaanstelsel / orgaan/ weefsel/ cel
Slide 42 - Quizvraag
welk weefsel zie je op het plaatje
A
spierweefsel
B
beenweefsel
C
houtvaten
D
zenuwweefsel
Slide 43 - Quizvraag
Zijn de grote hersenen een orgaan, een organenstelsel of een weefsel?