1.3 Dierenrijk

Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 - Organismen uit vier rijken
1.1 - Organismen indelen
1.2 - Plantenrijk
1.3 - Dierenrijk
1.4 - Schimmelrijk en bacterierijk
1.5 - Voedselkringloop
1.6 - Biotechniek

Slide 2 - Tekstslide

1.3 dierenrijk

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les:
  • Je leert waaruit een dier bestaat
  • Je leert hoe een dierlijke cel er uit ziet
  • Je leert hoe een dier stevig blijft

Slide 4 - Tekstslide

Hoe heet een groep organen die samenwerken?
A
Weefsel
B
Organenstelsel

Slide 5 - Quizvraag

Organen
  • Een orgaan is een deel van het lichaam met een eigen taak.

  • Organen die samenwerken aan dezelfde taak vormen een orgaanstelsel.

Slide 6 - Tekstslide

Een cel is groter dan een weefsel
A
Onjuist
B
Juist

Slide 7 - Quizvraag

Cel - Weefsel - Orgaan- Orgaanstelsel- Organisme


Cel:                        1 "bouwsteen" van een organisme

Weefsel:              Groep cellen met dezelfde bouw en functie

Orgaan:                Deel van organimse met 1 of meer functies

Orgaanstelsel:  Groep samenwerkende organen

Organisme:        Levend wezen

kijk ook goed naar bron 4 in je tekstboek op blz 19


Slide 8 - Tekstslide

Zijn de grote hersenen een orgaan, een organenstelsel of een weefsel?


A
orgaan
B
organenstelsel
C
weefsel

Slide 9 - Quizvraag

Delen van een organisme zijn van klein naar groot:
A
cel /orgaan /weefsel/ orgaanstelsel
B
weefsel / cel /orgaan /orgaanstelsel
C
cel / weefsel / orgaan / orgaanstelsel
D
orgaanstelsel / orgaan/ weefsel/ cel

Slide 10 - Quizvraag

In welke tekening is een weefsel aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Cel - Weefsel - Orgaan- Orgaanstelsel- Organisme


Cel:                        1 "bouwsteen" van een organisme

Weefsel:              Groep cellen met dezelfde bouw en functie

Orgaan:                Deel van organimse met 1 of meer functies

Orgaanstelsel:  Groep samenwerkende organen

Organisme:        Levend wezen

kijk ook goed naar bron 4 in je tekstboek op blz 19


Slide 12 - Tekstslide

Dierlijke cel
  1. celmembraan
  2. celkern
  3. cytoplasma

Slide 13 - Tekstslide

De stroperige vloeistof in de cel waar veel andere 'onderdelen' in liggen heet .....
A
Bladgroenstof
B
Vacuole
C
Celwand
D
Cytoplasma

Slide 14 - Quizvraag

Hoe heet deel 4?
A
celmembraan
B
vacuole
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 15 - Quizvraag

Welke onderdelen tref je wel aan in een plantaardige cel, maar niet in een dierlijke cel?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Celkern

Slide 16 - Quizvraag

Welk van onderstaande onderdelen komt voor in een dierlijke cel
A
celwand
B
celkern
C
bladgroenkorrels

Slide 17 - Quizvraag

Welke onderdelen tref je wel aan in een plantaardige cel, maar niet in een dierlijke cel?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Celkern

Slide 18 - Quizvraag

De stroperige vloeistof in de cel waar veel andere 'onderdelen' in liggen heet .....
A
Bladgroenstof
B
Vacuole
C
Celwand
D
Cytoplasma

Slide 19 - Quizvraag

Dierlijke cel
  1. celmembraan
  2. celkern
  3. cytoplasma

Slide 20 - Tekstslide

welk weefsel zie je op het plaatje
A
kraakbeen weefsel
B
beenweefsel

Slide 21 - Quizvraag

Spiercel
Bloedcellen
Voorbeeld verschillende cellen

Slide 22 - Tekstslide

Skelet
           De stevige delen van een dier, geven stevigheid en bescherming
                                   In je boek staan een aantal voorbeelden.

Inwendig skelet
Uitwendig skelet

Slide 23 - Tekstslide


A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 24 - Quizvraag


A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 25 - Quizvraag


A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 26 - Quizvraag

Een tor heeft een...
A
inwendig skelet
B
uitwendig skelet

Slide 27 - Quizvraag

Wat voor skelet heeft dit dier?
A
Inwendig skelet
B
Uitwendig skelet
C
Geen skelet
D
Naalden tussen de cellen

Slide 28 - Quizvraag

Blauwe vinvis, het grootste dier
pantoffeldiertje, het kleinste dier

Slide 29 - Tekstslide

Aan de slag
Opdracht: 1 t/m 9 (NIKS OVERSLAAN)

Slide 30 - Tekstslide