Verzorgende voorbereiding BLOK 3 toets

It's Quiztime
Klinisch redeneren
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

It's Quiztime
Klinisch redeneren

Slide 1 - Tekstslide

BLOK 3
Doel van de les

Testen van je kennis voor BLOK 3

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vaak adem je gemiddeld in en uit, via je mond en/of neus?
A
10 tot 16 keer per minuut
B
12 tot 18 keer per minuut
C
10 tot 12 keer per minuut
D
8 tot 14 keer per minuut

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de functie van de longen?
A
Warmte regulatie
B
Gaswisseling tussen zuurstof en koolstofdioxide
C
Zuurstof productie
D
Transport van voedingsstoffen

Slide 4 - Quizvraag

Welke functies heeft het ademhalingsstelsel?

Slide 5 - Woordweb

Wat hoort bij de bovenste luchtwegen?
A
luchtpijp, mondholte, keelholte en strottenhoofd
B
luchtpijp, bronchiën, keelholte en strottenhoofd
C
mondholte, neusholte, keelholte en strottenhoofd
D
mondholte, neusholte, luchtpijp en strottenhoofd

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de rol van het neusslijmvlies?
A
Opvangen van geurdeeltjes
B
Bevochtigen en verwarmen van ingeademde lucht
C
Beschermen tegen infecties
D
Vormen van neusholtes

Slide 7 - Quizvraag

Wat kan er gebeuren bij een te hoge zuurstofconcentratie in de longen?
A
Verhoogd CO2-gehalte in het bloed
B
Kans op zuurstofvergiftiging
C
Verbeterde ademhaling
D
Verminderde kans op hypoxie

Slide 8 - Quizvraag

Wat is oxygenatie?
A
Het proces van zuurstofopname in het bloed.
B
Een proces van wateropname in de longen.
C
Een proces van fotosynthese bij planten.
D
Het proces van koolstofdioxideopname in het bloed.

Slide 9 - Quizvraag

Welke methoden worden gebruikt bij longonderzoek?
A
Huidtest, echografie, röntgenfoto
B
Urineonderzoek, ECG, endoscopie
C
Bloedonderzoek, oogmeting, MRI-scan
D
Spirometrie, bronchoscopie, CT-scan van de longen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met stridor?
A
Een hoge, piepende ademhaling bij inademing.
B
Een normale ademhaling tijdens het slapen.
C
Een snelle, oppervlakkige ademhaling bij koorts.
D
Een lage, zware ademhaling bij inspanning.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een symptoom van Cheyne-Stokes ademhaling?
A
Regelmatige ademhaling
B
Constant diep ademen
C
Snelle en oppervlakkige ademhaling
D
Af en toe stoppen met ademen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is kenmerkend voor Kussmaul-ademhaling?
A
Oppervlakkige ademhaling
B
Onregelmatige ademhaling
C
Diep en snel ademen
D
Langzame ademhaling

Slide 13 - Quizvraag

Wat is oxygenatie?
A
Het proces van zuurstofopname in het bloed.
B
Het transport van voedingsstoffen naar de cellen.
C
Het proces van koolstofdioxideopname in de longen.
D
Een vorm van fotosynthese bij planten.

Slide 14 - Quizvraag

Waarom is het polsteren bij de ambulante compressietherapie belangrijk?
A
Het maakt de behandeling duurder.
B
Het veroorzaakt meer pijn bij de patiënt.
C
Het vermindert de effectiviteit van de therapie.
D
Het zorgt voor een gelijkmatige drukverdeling op het been.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het probleem bij veneuze insufficiëntie?
A
Probleem met afvoer van bloed uit benen
B
Probleem met toevoer van bloed naar benen
C
Probleem met hartfunctie
D
Probleem met longcirculatie

Slide 16 - Quizvraag

Welke complicaties kunnen optreden bij veneuze insufficiëntie?
A
longontsteking
B
hartfalen
C
ulcus cruris
D
trombose

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een ulcus cruris?
A
Een open wond aan het onderbeen.
B
Een ontsteking van de lymfeklieren.
C
Een botbreuk in het bovenbeen.
D
Een huidaandoening aan de handen.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een chemische wond?
A
Een snee door een scherp voorwerp
B
Een blauwe plek door een stoot
C
Een brandwond door bijtende stoffen
D
Een schaafwond door een val

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een mechanische wond?
A
Een brandwond door hitte
B
Een infectie door bacteriën
C
Een allergische reactie op medicatie
D
Een verwonding door een fysiek object

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de kleurclassificatie van de wondzorg model?
A
Geel-zwart-rood
B
Paars-wit-bruin
C
Blauw-groen-oranje
D
Rood-geel-zwart

Slide 21 - Quizvraag

Wat is granulatieweefsel in relatie tot wonden?
A
Granulatieweefsel is een vorm van wondreiniging.
B
Granulatieweefsel is nieuw gevormd weefsel in de wond.

Slide 22 - Quizvraag

Moet je een wond reinigen met granulatieweefsel?
A
Ja, granulatieweefsel reinigt de wond.
B
Nee, granulatieweefsel is juist weefselvorming in de wond.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is beter voor het genezen van wonden, vochtig of droog houden?
A
Vochtig houden
B
Regelmatig nat maken
C
Droog houden
D
Niet schoonmaken

Slide 24 - Quizvraag

Hoe wordt decubitus geclassificeerd?
A
In twee stadia
B
door ontstekingsreacties van de huid
C
Op basis van de locatie van de wond
D
Op basis van de diepte van de wond

Slide 25 - Quizvraag

Wat zijn mogelijke oorzaken van decubitus?
A
Langdurige zitten
B
Wrijving of schuiven over de huid
C
Te weinig vochtinname
D
Te veel beweging

Slide 26 - Quizvraag

Wat zijn de 6 zorgprocesstappen

Slide 27 - Woordweb

De 6 zorgprocesstappen zijn:

Verzamelen van informatie.
Vaststellen van behoeften.
Vaststellen van zorgdoelen.
Vaststellen en plannen van zorgactiviteiten.
Uitvoeren van activiteiten volgens planning.
Evalueren en zo nodig bijstellen.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de betekenis van PES in de context van zorg?
A
Professionele evaluatie van symptomen
B
Problemen, ervaringen en symptomen
C
Preventie van emotionele stress
D
Persoonlijke ervaringen van studenten

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een SMART-doel?
A
Ik wil meer sporten.
B
Ik wil slanker worden.
C
Ik wil misschien afvallen.
D
Ik wil 5 kilo afvallen in 2 maanden.

Slide 30 - Quizvraag