Hoofdstuk 5: Toepassen van ambulante compressietherapie
Hoofdstuk 6: Verzorgen van een wond
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 2
In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Herhaling
Hoofdstuk 5: Toepassen van ambulante compressietherapie
Hoofdstuk 6: Verzorgen van een wond
Slide 1 - Tekstslide
Volgende week
31/3 online toets via MS FORMS
hoofdstuk 5 en 6
Slide 2 - Tekstslide
Bij arteriële insufficiëntie is er een probleem met de aanvoer of afvoer van het bloed?
A
Aanvoer
B
Afvoer
Slide 3 - Quizvraag
Atherosclerose verhoogt de kans op arteriële insufficiëntie.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Een symptoom van veneuze insufficiëntie is:
A
rode uitslag
B
jeuk
C
oedeem in onderbenen
D
droge huid
Slide 5 - Quizvraag
Waarom krijgen mensen met veneuze insufficiëntie vaak dikke benen en voeten, en geen dikke armen of handen?
A
meer vetweefsel in benen en voeten
B
door zwaartekracht
C
minder sterke spieren in benen en voeten
D
afknelling voeten in schoenen
Slide 6 - Quizvraag
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
De spieren in het been trekken samen.
Het bloed in de aders zoekt een uitweg.
De kleppen in de aders vallen dicht, zodat het bloed niet meer naar het been kan stromen.
De aders worden samengedrukt.
Slide 7 - Sleepvraag
Korte-rek zwachtels geven in rust weinig druk en worden gebruikt bij:
A
mobiele cliënten
B
immobiele cliënten
Slide 8 - Quizvraag
Steunkousen is ook een manier van compressietherapie geven.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Wanneer kan je zwachtels het best aanbrengen en waarom?
timer
1:00
Slide 10 - Open vraag
Bij ambulante compressietherapie gebruik je verbandklemmetjes om de zwachtels vast te zetten.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Je hebt het been van mevrouw Barodie gezwachteld. Mevrouw geeft na het zwachtelen aan dat haar been pijn doet. Ook kleuren haar tenen wit. Wat doe je?
timer
1:00
Slide 12 - Open vraag
timer
1:00
Wat is vensteroedeem?
Slide 13 - Woordweb
Wat voor soort wond is een bevriezing?
A
oncologische wond
B
chemische wond
C
stralingswond
D
thermische wond
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een mechanische wond?
A
wond door bijtend schoonmaakmiddel
B
wond door blindedarmoperatie
C
wond door een hete ovenschaal
Slide 15 - Quizvraag
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Nieuw granulatieweefsel ontstaat.
Een litteken vormt zich.
Bloedplaat-jes raken bescha-digd.
Fibrine komt vrij.
Rode bloedcellen klonteren aan elkaar.
Slide 16 - Sleepvraag
Antistollingsmiddelen kunnen ervoor zorgen dat een wond sneller geneest.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Noem 3 factoren die een slechte invloed hebben op wondgenezing.
Slide 18 - Open vraag
Waar staat "TIME" voor?
Slide 19 - Woordweb
Pijn kan duiden op een wondinfectie.
A
juist
B
niet juist
Slide 20 - Quizvraag
Mevrouw Hoekstra heeft kokend water over haar hand gekregen. De wond op haar hand is vochtig en rood. Mevrouw heeft veel pijn. Ook zitten er blaren op haar hand. Wat voor soort brandwond heeft mevrouw Hoekstra?
A
Eerstegraads
B
Tweedegraads
C
Derdegraads
Slide 21 - Quizvraag
Decubitus?
Slide 22 - Woordweb
Welke twee verbandsoorten hebben een antibacteriële werking?
A
alginaat en schuimverband
B
siliconenverband en absorberend verband
C
honingzalfgaas en zilververband
Slide 23 - Quizvraag
Hydrogel absorbeert wondvocht en houdt tegelijkertijd het wondmilieu vochtig.
A
juist
B
niet juist
Slide 24 - Quizvraag
Welke manier van zwachtelen is het meest geschikt voor een amputatie?
A
recurrent
B
circulair
C
spiraal
D
achtvormig
Slide 25 - Quizvraag
Bij zwachtelen maak je overlappingen van hoeveel?
A
1/3
B
2/3
C
3/3
D
4/3
Slide 26 - Quizvraag
Bij het reinigen van een wond spoel je het gaas tussendoor uit met lauwwarm kraanwater.
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Bij het reinigen van een wond werk je van schoon naar vuil.