Oefentoets H4 Van stad naar megastad

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welke grote verandering vond er plaats rond het jaar 1000?
A
Boeren gingen rondtrekken op zoek naar grond.
B
Er gingen veel mensen in Europa dood door ziektes.
C
Op het platteland nam de bevolkingsdichtheid toe.
D
Rondom de markt kwamen steeds meer mensen wonen.

Slide 2 - Quizvraag

Wat deden de boeren met het voedsel dat ze over hadden?
A
Ze gaven het gratis weg aan mensen
B
Ze gingen het verkopen op de markt
C
Dit voedsel werd gebruikt voor het vee
D
De koning kreeg het

Slide 3 - Quizvraag

Wat iemand wil kopen
Wat iemand wil verkopen
plek waar je producten verkoopt
markt
vraag
aanbod

Slide 4 - Sleepvraag

Waardoor konden boeren meer voedsel produceren?
A
Doordat de bevolking verdubbelde
B
Doordat mensen meer kinderen kregen
C
Door het aanbod
D
Door de verbetering van de ploeg

Slide 5 - Quizvraag

Boeren hadden een betere ploeg uitgevonden, waarmee ze grond konden bewerken.

De mest werd beter verdeeld en de grond vruchtbaarder.

Ouders konden nu kiezen om meer kinderen te nemen. Er was voedsel genoeg.

Daardoor verdubbelde de bevolking.

De oogst van boeren was groter. Zo kwam er meer voedsel voor mensen.

Slide 6 - Sleepvraag

Stadsbewoners kregen stadsrechten. Wat hoorde daarbij?
A
bouwen van een stadsmuur
B
een eigen bestuur
C
een goed inkomen
D
een beroep hebben

Slide 7 - Quizvraag

De verschillende delen van Nederland rond het jaar 1400 werden ... genoemd.

A
provincies
B
gewesten

Slide 8 - Quizvraag

Afbeelding 1

Slide 9 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 1.
Het grondgebied van Nederland was in die tijd ... dan het grondgebied nu.

A
kleiner
B
groter

Slide 10 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 1.
Het gebied dat we nu... noemen bestond nog niet.

A
Drenthe
B
Flevoland

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn overeenkomsten tussen de tijd van de Middeleeuwen en de tijd van nu?
A
Vraag en aanbod bepalen wat er op de markt te koop is.
B
Producten worden vooral door ambachtslieden gemaakt.
C
Handelaren maken winst door producten te kopen en weer te verkopen.
D
Bestuurders van een stad worden betaald door het belastinggeld van de burgers.

Slide 12 - Quizvraag

Wat veranderde rond het jaar 1300 als je kijkt naar de macht in een land?
A
De geestelijken verloren de macht in de kerk.
B
Koningen huurden eigen ridders en kregen daardoor meer macht.
C
Ridders kregen meer te zeggen en werden machtiger.
D
Steeds meer edelen namen de macht over van de koning.

Slide 13 - Quizvraag

Afbeelding 2

Slide 14 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 2. Vanuit dit paleis werd het hele land bestuurd. Hoe heet dit?
A
centralisatie
B
democratie
C
provocatie
D
regionalisatie

Slide 15 - Quizvraag

Als burgers hun mening mogen geven, krijgen ze
A
inspraak
B
rechten

Slide 16 - Quizvraag

1 In de middeleeuwen, de tijd die duurde van ________ tot ________, had de kerk __________________ macht.
2 De meeste mensen waren ____________________________ .
3 Geestelijken leerden de mensen dat ze in de _______________ zouden komen als ze goed zouden leven.
4 Mensen die niet christelijk waren, werden vaak _____________________ .

beboet
christenen
gestraft
hel
hemel
moslims
veel
weinig
500
1000
1500

Slide 17 - Sleepvraag

Als een koning overlijdt volgt zijn oudste zoon of dochter hem op.

Waarom waren er voor een koningin vaak veel partners om uit te kiezen?
A
De koningin was de mooiste vrouw in het land.
B
Door een huwelijk kreeg je ook macht over het gebied.
C
Iedereen wilde wel graag in een paleis wonen.
D
Je hoefde dan niet te werken want er was geld zat.

Slide 18 - Quizvraag

Afbeelding 3

Slide 19 - Tekstslide

Bekijk afbeelding 3. Welk geloof had deze strijder?
A
Christen
B
Moslim

Slide 20 - Quizvraag

1 In 1095 riep de Paus ____________________ op om gewapend naar Jeruzalem te trekken om de __________________________ te verdrijven.
2 De paus beloofde iedereen die meehielp een plek in de _______________ 
3 Deze tochten van gewapende mensen worden ____________________________________ genoemd.
4 Uiteindelijk wisten de ____________________ de strijd te winnen.

Azië
christenen
de Arabische wereld
Europa
hel
hemel
kruistochten
moslims
moslims

Slide 21 - Sleepvraag

Wat was de oorzaak (reden) voor de kruistochten?
A
De Moslims hadden Jeruzalem veroverd op de Christenen. Voor beide geloven is dat een Heilige stad en die wilde de Christenen terug hebben.
B
De Zwarte dood was de schuld van de Moslims. Daarom voeren Christenen oorlog met de Moslims.
C
De kruistochten zijn handelstochten. Ze gingen dus op kruistocht om met de Moslims te handelen want zij hadden mooie luxe producten.
D
De Joden hadden Jezus gekruisigd. Joden woonden in de Middeleeuwen in Jeruzalem. De Christenen willen de Joden terug pakken voor deze gebeurtenis.

Slide 22 - Quizvraag

Veel voorzieningen
Weinig voorzieningen
Mensen wonen dicht bij elkaar
Meer dan 10.000 inwoners
Minder dan 10.000 inwoners
Veel gebouwen

Slide 23 - Sleepvraag

Noteer 1 kenmerk van een stad.

Slide 24 - Open vraag

Wat ga je nu doen?
1. Ga door met -> 4.2 De macht van koningen

2. Klaar? Oefenen begrippen van 4.1 en 4.2 (achterin HF 4)

Slide 25 - Tekstslide

Maasland is een stad.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Eind 19e eeuw. Kwamen steeds meer fabrieken 
Mensen gingen in deze fabrieken werken.
 

Mensen gingen in deze steden wonen en kregen ook veel kinderen

Daardoor groeide de steden

Slide 27 - Sleepvraag

Wat betekent: Urbanisatie

Slide 28 - Open vraag

Stad bekend over heel de wereld. Veel internationale bedrijven en banken.

Meer dan 10 miljoen inwoners. 
Vaak zit de regering daar. 

Slide 29 - Sleepvraag

Het centrum met wolkenkrabbers met daarin kantoren en dure winkels.

Arme mensen die hun eigen huizen bouwen, langs het spoor of bij een snelweg.

Mensen  wonen vaak aan de rand van de stad.
Hier kunnen ze in een groter huis wonen.
 

Slide 30 - Sleepvraag

Amsterdam
Rotterdam
Den Haag
Utrecht

Slide 31 - Sleepvraag

Amsterdam
Groene Hart
Rotterdam
Den Haag
Utrecht

Slide 32 - Sleepvraag

Wat zijn de vier grootste steden van de Randstad?

Slide 33 - Open vraag

Schiedam ligt in de Randstad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Nijmegen ligt in de Randstad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Istanbul is een megastad. Wat is een megastad?
A
Een stad met meer dan 1 miljoen inwoners
B
Een stad met meer dan 100 miljoen inwoners
C
Een stad met meer dan 100.000 inwoners
D
Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners

Slide 36 - Quizvraag

Wat is een krottenwijk
A
Rijke stad
B
Wijk met huizen van slechte materialen
C
Mooie woonwijk met bedrijven
D
Arme landen

Slide 37 - Quizvraag

Bekijk het plaatje. Welk begrip past hierbij?
A
Zakencentrum
B
Voorstad
C
Krottenwijk

Slide 38 - Quizvraag

Welk stadsdeel zie je op dit plaatje?
A
Zakencentrum
B
Voorstad
C
Krottenwijk

Slide 39 - Quizvraag

Het Groene Hart is...
A
een gebied midden in de Randstad.
B
het centrum van de grote steden.
C
het open platteland van Nederland.
D
de groene gebieden in de steden van de Randstad.

Slide 40 - Quizvraag

Oude binnenstad
19e -eeuwse wijken
hoogbouwwijken
laagbouwwijken
VINEX wijken
bedrijventerrein

Slide 41 - Sleepvraag

Einde toets
Je mag nu gaan lezen

Slide 42 - Tekstslide