gebruik je als je wilt zeggen dat het NU aan de gang is.
In het Nederlands zeggen we dan vaak 'aan het....' of 'zit(ten) te...
He is walking. = Hij is aan het lopen.
I am driving = Ik ben aan het autorijden.
Slide 6 - Tekstslide
Zin negatief maken? -> not
I am not walking.
We aren't walking.
Slide 7 - Tekstslide
Vraagzin?
Begin de zin met AM / IS / ARE
Are you listening to me?
Is he gaming during this English class?
Are the girls dancing during at this moment?
Slide 8 - Tekstslide
Spelling alarm! (see page 133)
Woorden die eindigen op -e live -> living move-> moving
Woorden die eindigen op -ie lie -> lying die -> dying.
Soms verdubbelt laatste letter van het woord.Meestal korte woorden die eindigen op één klinker + medeklinker get -> getting swim-> swimming travel->travelling
Slide 9 - Tekstslide
(can't repeat this enough... sorry)
AM / IS / ARE + HET WERKWOORD + -ing
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Make a sentence in the Present Continuous
Slide 12 - Open vraag
Make a sentence in the Present Continuous.
Slide 13 - Open vraag
Make a sentence in the Present Continuous.
Slide 14 - Open vraag
Make a sentence in the Present Continuous.
Slide 15 - Open vraag
3. Work to do!
Par. 3.4 Exercise (1-2, 3, 4 & 5, 6, 7a.)
8, 9, 10 & 11.
Ready? Do exercise 12 & work on your VLOG
Slide 16 - Tekstslide
4. Words
Slide 17 - Tekstslide
5. Homework
Learn the words of page 134 from TOT DRESS UP to WONDERFUL.
Learn Expressions E page 135.
Repeat the words of page 132. Link to Quizlet: https://quizlet.com/nl/556391296/1-mavo-unit-3-new-york-lesson-4-flash-cards/