1. In verzorgingstehuis avondrood zijn veel oudjes slecht ... been.
2. Ben jij op het klassenfeest ... dans gevraagd?
3. Mijn ouders waren ... duivels toen ik te laat thuiskwam.
4. Wij hebben lang in ... (vreemd) gewoond.
5. Youri heeft nog nooit een opmerking ... (nadeel) van jou gemaakt.